zondag 10 april 2011

De spoorbrug over de Bolswarder Vaart

Vandaag is het precies 66 jaar geleden dat bij de brug over het Van Harinxmakanaal onder Dronrijp veertien mensen werden gefusilleerd. Hoe vaak ben ik al niet bij het monument geweest, ben ik de trap naast de brug afgedaald en heb ik de stenen één voor één bekeken? Maar nog nooit was ik op de plek geweest waar de directe aanleiding lag voor deze oorlogsmisdaad. Gistermiddag was het zover.

Voorbereiding tot sabotage
Begin april 1945 was het (vrijwel) iedereen, zowel de Geallieerden en de Nederlanders alsook de Duitse bezetter, duidelijk dat de oorlog spoedig voorbij zou zijn. Terwijl de Canadezen in aantocht waren probeerde het verzet de bevrijding te versnellen door sabotage-acties uit te voeren: het opendraaien van bruggen, het ondermijnen van wegen en het saboteren van spoorwegen. Het Duitse verkeer moest zoveel mogelijk worden gehinderd.
Drie dagen voor die elfde april had Broer Dijkstra met zijn sabotagegroep van de NBS (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten) voorbereidingen getroffen voor het saboteren van het treinverkeer tussen Leeuwarden en Franeker. Ze meerden een praam met materiaal zo onopvallend mogelijk af in de buurt bij de spoorbrug over de Bolswarder vaart. Het vaartuig met inhoud werd echter ontdekt door twee inwoners van Blessum, die de buit waaronder houten palen mee naar huis sleepten. Het verzet kwam hier 'op tijd' achter en wist de daders te achterhalen. Volgens de overlevering is hen te verstaan gegeven de gestolen waar zo heimelijk mogelijk terug te brengen, 'Sa net, dan sille jimme gjin befrijing fiere kinne.'

De sabotage
In de nacht van 9 op 10 april werden de rails losgeschroefd van de bielzen en met behulp van dommekrachten opzij geschoven. Toen de volgende dag geen trein passeerde hield het verzet er al rekening mee dat de Duitsers de sabotage hadden ontdekt. '(.....) Het was een hele stille nacht', aldus Dijkstra later over die nacht van 10 op 11 april, '(toen) hoorden we in de verte een trein rijden. Plotseling was er een hoop kabaal. Tot onze grote verbazing ontspoorde de trein. We hadden dit niet meer verwacht. Onze vernieling was namelijk duidelijk zichtbaar en de Duitsers controleerden regelmatig de spoorlijn. Die nacht hadden we dus twee succesvolle acties.' Die tweede actie betrof sabotage van de verkeersweg tussen Dronrijp en Franeker.

De SD op de hoogte gesteld
De SD und Sipo (Sicherheitsdienst und Sicherheitspolizei) in Leeuwarden werd nog dezelfde nacht op de hoogte gesteld van de spoorwegsabotage. Het was inmiddels 11 april toen vanaf het gemeentehuis in Menaldum het volgende werd gemeld:
'In de nacht van 10-11 april om 23.30 uur is in de buurt van de spoorbrug over de Bolswarder vaart onder Dronrijp een weermachtstrein ontspoord, bestaande uit locomotief en 76 wagons. Deze trein kwam uit de richting Leeuwarden en ging richting Franeker. Er bleek dat de rails over een afstand van 75 meter losgeschroefd waren en dat over dezelfde afstand de z.g. dwarsliggers weggenomen waren. De locomotief staat buiten de rails, met daarachter twee wagons. Twee andere wagons liggen op zij; de overige wagons, die niet ontspoord waren, zijn naar Leeuwarden teruggereden. Geen persoonlijke ongelukken. Grote materieele schade.' Althans, dit is de tekst die van het gesprek is vastgelegd door de Luisterpost, een door het verzet ingerichte post die het telefoonverkeer met de SD in het Burmaniahuis afluisterde. Aan het verslag werd de volgende veelzeggende zin nog toegevoegd: 'De heren op het gemeentehuis in Menaldumadeel sloven zich erg uit, er wordt vloeiend Duits gesproken.'



De spoorbrug over de Bolswarder vaart op 10 april 2011


De wraak
Broer Dijkstra had gelijk, de actie was succesvol geweest, maar hoe gruwelijk waren de gevolgen? De SD-ers sloegen en schoten in die laatste dagen van de oorlog wild om zich heen en sabotage werd vrijwel altijd met geweld vergolden. Ook in dit geval. Wel werd overigens procedureel volgens de regels gehandeld door eerst met de SD in Groningen contact op te nemen, maar het antwoord liet niets aan duidelijkheid te wensen over: er moest bloed vloeien. En dus werden in Leeuwarden nog dezelfde dag voorbereidingen getroffen voor een massa-executie. 's Middags reed een colonne auto's met daarin veertien gevangenen richting Dronrijp. Het was de bedoeling om hen bij het spoor ten zuiden van het dorp neer te schieten, maar omdat de brug over het Van Harinxmakanaal open stond werden ze daar geëxecuteerd. Eén wist te overleven én te ontkomen.

Nog nooit was ik dus op de plek geweest waar de sabotage was uitgevoerd, tot gistermiddag. Ik heb nu de plek gezien, de plek waar het verzet succesvol was, maar ook Armando spookt door mijn hoofd: is dit ook niet tegelijkertijd een schuldige plek?

Bronnen:
Bosma, Andries en Harrie Dijkstra, Net ferjitte... Niet fergete. Menaldumadeel en het Bildt in de jaren 1940-1945 (Franeker 1995)
Archieven en documentatieverzameling van de Vereniging Friesland 1940-1945, inventarisnummer 393 (berustend bij Tresoar)

zondag 27 maart 2011

Fanny twoeft op Twitter

Precies een maand geleden heeft Fanny haar eerste twoef op Twitter gezet. Inmiddels 44 berichten verder kunnen we zeggen dat ze haar plaats op dit medium wel heeft ingenomen. Hoeveel accounts zijn er niet aangemaakt zonder ooit nog weer te worden gebruikt? Fanny is overigens niet constant. Ze twoeft wanneer ze voelt dat ze moet twoeven. Dat betekent dat ze soms enkele dagen achtereen Twitter laat voor wat het is, en dan op één dag ..... stuurt ze drie twoefs. Daaruit blijkt ook al dat ze niet uit is op het breken van records van aantallen twoefs.


Profielfoto van Fanny


Fanny twoeft over haar eigen belevenissen en gedachten. En die zijn zeer divers zoals blijkt uit de berichten: van voor de hand liggende zaken als slapen, eten, hondenpoepzakjes, Jack Wouterse en Trinus Riemersma tot minder voor de hand liggende onderwerpen als Khadafi en het nieuwe aquaduct bij de Drachtsterbrug.
Geïnteresseerd in de gedachten van Fanny? Ga dan naar http://twitter.com/FanmissFanny.

vrijdag 25 maart 2011

Stimuleert email het vergeten?

Gisteravond was ik in Hurdegaryp. Ik mocht daar in het dorpshuis De Schalmei namens Tresoar een presentatie verzorgen voor zo'n 55 dames en één heer betreffende Friese emigranten in de afgelopen twee eeuwen.
Ik had dit bericht niet geschreven als niet één van de vrouwen in de pauze op me af was gestapt. Ze wilde me laten zien waar haar zoon woont in Wisconsin. Ik had een gedetailleerde kaart van deze Amerikaanse staat bij me. Haar vinger gleed over de kaart en zocht en vond Madison, waar haar zoon in de buurt woont. Ze draaide haar vinger om de stad heen en probeerde zich te herinneren wat de naam van het plaatsje ook al weer was, waar ze drie jaar geleden nog bij haar zoon op bezoek was geweest. Maar hoe ze ook nadacht en de kaart bestudeerde, ze kwam er niet achter. 'Ja', gaf ze tenslotte als verklaring, 'ik schrijf geen brieven meer, maar mail.'
Vroeger had ze het adres geregeld op de envelop geschreven, maar sinds ze digitaal met haar zoon communiceert is het adres in het vergeetboek geraakt.

woensdag 23 maart 2011

Fanny, van wie is zij er één? Deel 4, tevens slot

Hebben we in de eerste drie afleveringen (één, twee en drie) de archivalische bronnen behandeld die van belang zijn voor de beoefening van hondengenealogie, vandaag is het de beurt aan de literaire. De hond is een dankbaar onderwerp om over te schrijven. Enkele weken geleden wijdde het weekblad Time er zelfs twee pagina's aan. Daarin was o.a. te lezen dat van het boek Marley and me van John Crogan inmiddels ruim zes miljoen (!) exemplaren zijn verkocht. Marley leefde in Amerika. Dichterbij huis worden ook boeken over honden geschreven. Een mooi voorbeeld is het vorig jaar verschenen Hallo Wereld! Dagboek van Lucky, het hulphondje in opleiding. Het ontroerende boekje is geschreven door Sietske van der Bij uit Burgum.
In veel boeken over honden wordt ook ingegaan op de afkomst van de hoofdhond. Dat geldt ook voor het boekje van Van der Bij. We komen van alles aan de weet over de familie van Lucky. Hij is zelf geboren in Steenwijkerwold op 24 december 2008 en toen geregistreerd als Christmas Star of the Stony Fields. Dat is ook de naam waaronder hij nu staat vermeld in het Nederlands Honden Stamboek. De naam Lucky kreeg hij van zijn tijdelijke puppycoach. Lucky heeft vijf broers en zussen, namelijk de teefjes Christmas Eve en Christmas Rose en de reutjes Christmas Dream, Christmas Wish en Christmas Boy. Ook zij hebben alle andere namen gekregen als Joris en Juul. De vader van dit nest is Kaya en de moeder Joost! Moeder Joost? Ja, de naamgeving is een valkuil in de hondengenealogie. Even verderop in het boek wordt Daan ten tonele gevoerd. In eerste instantie denk je dat het om een reu gaat. Niets is echter minder waar. Net als bij Joost gaat het ook bij Daan om een teef; Daan is namelijk de oma van Lucky. Of Lucky nu nog Lucky heet is maar zeer de vraag. Na de opleiding tot hulphond is hij bij zijn nieuwe eigenaar gekomen, die de hond heel goed een andere naam kan hebben gegeven. Wat ik maar wil zeggen, het is oppassen geblazen met hondennamen.

Tijdens dit onderzoek kwam de vraag bij me boven: wat is de langste hondenstamboom die er bestaat? Google geeft geen antwoord, maar collega Siem doet een suggestie en wijst me op het boek Hondenjaren van Günter Grass (1963). Het is een intrigerend boek waarin de hond een belangrijke rol speelt. 'Ieder mens woont en dat kun je op twee verschillende manieren doen, met of zonder hond', aldus Grass in dit boek. Een hondenfamilie wordt hierin als een Bijbelse stamboom gepresenteerd.
Naast de hond speelt ook de oorlog hierin een belangrijke rol. Er dringt zich dan ook meteen een andere vraag op: hoe gedroegen (de bazen van) Fanny's voorouders zich in de jaren '40-'45? Welke kant kozen ze? Zijn ze lid geweest van de N(H)SB of hebben ze zelfs dienst gedaan bij de WafWaf-SS?

In Hondenjaren is een belangrijke, zo niet de belangrijkste rol weggelegd voor Prinz. Prinz was een zwarte herder, die op 20 april 1935 werd geschonken aan Hitler, toen deze op zijn 46ste verjaardag een bezoek bracht aan het toenmalige Danzig. Gaandeweg worden zijn voorouders ten tonele gevoerd. Prinz was zoon van vader Harras en moeder Thekla von Süddelkau. Hij kwam uit een nest van vijf welpen. De namen van zijn broers en zusters waren Falko, Kastor, Bodo en Mira. Harras was weer de zoon van de reu Pluto en de teef Senta. Harras blijkt vijf broers en zusters te hebben gehad, maar hun namen worden niet genoemd. Senta was de dochter van Perkun. De ouders van Perkun waren vraagtekens, maar het was bekend dat de grootmoeder van vaderszijde een Litause, Russische of Poolse wolvin was. Met een hiaat hebben we hier zes generaties te pakken.

Herdershond Nora van de familie Reenalda-De Groot. 
De foto is genomen in 1935, hetzelfde jaar waarin 
Prinz aan Hitler werd geschonken. Zouden Nora 
en Prinz familie van elkaar zijn geweest?


Al lezende wordt je ook andere gegevens gewaar die een hondengenealoog blij maken, want wat is een hondengenealogie met alleen maar namen, geboorte- en overlijdensdata en dito plaatsen? Juist die laatste gegevens komen we trouwens niet aan de weet, met uitzondering dan van de overlijdensdatum van Harras. Die werd op 27 augustus 1939, een paar dagen voor het uitbreken van de oorlog, om 'politieke' redenen vergiftigd. Hij werd begraven op het hondenkerkhof tussen Pelonken en Brenntau, even ten noordwesten van Danzig. Van Senta weten we dat ze hysterisch werd en schade aanrichtte en dat ze daarom moest worden afgemaakt en dat Perkun bezweken is aan één van de vele hondenziekten. Perkun was trouwens de immigrant geweest. De molenaarsknecht Pawel had hem vanuit Litauen meegebracht naar Nickelswalde, een dorpje zo'n twintig kilometer ten oosten van Danzig. Dat was nog voor de Eerste Wereldoorlog gebeurd.

Wat is een genealogie zonder anekdotes? Het boek telt er vele. Hier één uit het leven van Prinz. Hij verhuisde - het was toen inmiddels oorlog - met zijn baas naar de Wolfschanze in Oost-Pruisen. De Wolfschanze was het hoofdkwartier van de Duitse legerleiding aan het Oostfront en lag midden in de bossen. Het zal de lezer niet verwonderen dat het hoofdkwartier goed beschermd was tegen mogelijke infiltraties. Eromheen lagen de zones I en II, die vol lagen met landmijnen. Omdat het hondenleven in het hoofdkwartier vervelend was en omdat Prinz ook de nodige beweging moest hebben nam de hondenopziener, een SS-opperschaarleider, hem zo nu en dan mee uit wandelen buiten zone A, waar het hoofdkwartier was gelegen. Bij de poort van zone II gebeurde het. Prinz ontwaarde een konijn buiten de zone en wist zich los te rukken om de achtervolging in te zetten. Sinds wij Fanny in ons midden hebben weet ik wat het zien van een konijn betekent voor een hond: ontzettend veel, maar dit terzijde. Prinz had een behoorlijke achterstand, gelukkig maar .... voor hem, want plotseling vloog het konijn met een enorme explosie de lucht in. Prinz was ver genoeg verwijderd om niet door de scherven van de landmijn geraakt te worden. Het lukte de hondenopziener om Prinz heelhuids uit het mijnenveld te loodsen. Dat verhinderde echter niet dat hij, de hondenopziener, werd gedegradeerd.

Hoe liep de oorlog voor Prinz af? Tijdens de laatste dagen van het Derde Rijk wist hij te ontsnappen. Er werden daarop Führershond-opsporingstroepen (Fü-ho-ops-groepen) en Führershond-vanggroepen (Fü-ho-va-groepen) samengesteld. Er werd van alles geprobeerd om een mogelijke doorbraak van de hond naar vijandelijke linies te voorkomen. Om vergissingen te voorkomen werden 'alle in het gebied Groot-Berlijn ingezette legeronderdelen onderricht in de afmetingen van de hond van de Führer.' Prinz liet zich echter niet vangen en ging verder als Pluto door het naoorlogse leven.

Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de serie berichten over hondengenealogische bronnen.

zondag 20 maart 2011

Limburgse evacués in Friesland

Gistermiddag werd in het Verzetsmuseum Friesland het boek 30.000 evacués. Limburg en Friesland verbonden door de oorlog gepresenteerd. Auteur Eddy van der Noord overhandigde de eerste twee exemplaren aan mevrouw Posthumus-Odinga en Tine Seffinga. Beiden werden voor het boek geïnterviewd.



Om te beginnen een opmerking over de titel: die is een beetje merkwaardig. Er waren inderdaad zo´n 30.000 mensen die vanuit Midden-Limburg naar het noorden werden overgebracht, maar tweederde daarvan kwam in Friesland terecht. Het andere deel had Groningen of Drenthe als eindbestemming.

Het boek bestaat uit elf verhalen, elk over één familie uit Roermond of omgeving die in januari of februari 1945 in Friesland kwam en elk gebaseerd op één of meer interviews.
Roermond was vanaf eind 1944 een frontstad geworden, met alle gevolgen van dien. Met ingang van 22 januari 1945 werden de inwoners van de Maasstad en de omliggende dorpen naar veiliger oorden gebracht. Dat ging echter niet zomaar. De inwoners moesten eerst onder winterse temperaturen lopend naar het Duitse plaatsje Brüggen, een tocht van zo'n vijftien kilometer. Daar moesten ze vervolgens wachten op een trein die hen naar Noord-Nederland zou brengen. Die treinreis in veewagons duurde lang en was zwaar door de kou en de honger, maar ook vanwege het gevaar van geallieerde beschietingen. Dat overkwam Jan Dosker, die begin februari met zijn moeder, twee broers en evenveel zusjes Roermond verliet. De treinreis werd onderbroken in het plaatsje Hamminkeln, waar de trein het doelwit werd van Engelse jachtvliegtuigen. Jans moeder en zijn twee broers kwamen daarbij om het leven. De twee zusjes raakten gewond, waarvan één ernstig. De twaalfjarige Jan reisde verder naar Leeuwarden waar hij werd opgevangen door mevrouw Cath aan de Willemskade.

De verhalen gaan vooral ook over het verblijf bij het Friese gastgezin, over de verschillen in het boerenbedrijf tussen noord en zuid, over die tussen de katholieke Limburgers en de vooral gereformeerde Friezen, over liefde die die verschillen soms overwon, maar soms ook niet. De verhalen vertellen - logischerwijze - weinig over de organisatie van de evacuatie. Daarom is het mooi dat ze worden voorafgegaan door twee - overigens niet al te diepgaande - inleidingen, één die de Limburgse situatie behandelt en één waarin Friesland aan bod komt. Daaruit blijkt o.a. dat in Leeuwarden diverse gebouwen ´geschikt´ werden gemaakt voor de eerste opvang. De evacués konden in de Harmonie of Zalen Schaaf eten en in De Beurs of één van de zeven daartoe ingerichte scholen overnachten. De Julianaschool aan de Tweebaksmarkt was daar één van.


De Julianaschool, op bijna steenworp afstand van de plaats 
waar de boekpresentatie plaatsvond


Na ontvangst van het boek verwees Tine Seffinga naar het Libië van vandaag, waar de wegen ook worden bevolkt door duizenden evacués die op zoek zijn naar veiliger plaatsen. Met die wijze vergelijking was het officiële deel ten einde.

Belangstelling voor het boek? Zie op www.uitgeverijlouise.nl.

vrijdag 18 maart 2011

Surfen of typen in je slaapkamer?

Bij ons thuis valt maandelijks de KijK in de brievenbus. Soms slingert er nog een oud exemplaar door de kamer, waaruit zo en dan wordt voorgelezen. Vanavond gebeurde dat met het septembernummer van 2009. KijK heeft de vaste rubriek Quote Unquote, een pagina met ironische, cynische, gewoon grappige, tot nadenken stemmende en anderssoortige uitspraken over een bepaald onderwerp. In dat betreffende nummer uit 2009 was dat Internet.

Hieronder een selectie:

- 'Een blogger is iemand die de hele tijd over zijn schouder kijkt, bang dat hij niet gevolgd wordt.'
Robert Brault, schrijver

- 'Soms denk ik dat internet een grote samenzwering is om mensen zoals ik uit de buurt van de normale samenleving te houden.'
Scott Adams, schrijver/tekenaar

- 'De computer was achtereenvolgens onze rekenmachine, schrijfmachine en ons televisietoestel. Dankzij internet beseffen we nu dat hij een reclamefolder is.'
Douglas Adams, schrijver

- 'Een avond op internet zitten is hetzelfde als alleen maar zoutjes eten. Na twee uur zijn je vingers vet en is je honger gestild, maar intussen heb je niets voedzaams binnengekregen.'
Clifford Stoll, astronoom

- 'Informatie van internet halen is net zoiets als een slok water nemen uit een brandkraan.'
Mitch Kapor, softwareondernemer

- 'Ze noemen het over het net surfen. Maar het is helemaal geen surfen. Het is typen in je slaapkamer.'
Jack Dee, komiek

donderdag 17 maart 2011

Kamp Westerbork en de nieuwe media

Gistermiddag heb ik met mijn collega's van het Verzetsmuseum Friesland een bezoek gebracht aan Kamp Westerbork. Centraal stond een rondleiding over het kampterrein. De harde koude windvlagen deden allerminst vermoeden dat de lente (hopelijk) in aantocht is. Christel Tijenk, coördinator publieksbegeleiding bij het Herinneringscentrum, zorgde er echter voor dat we op temperatuur bleven. Ze informeerde ons op gepassioneerde wijze over o.a. de historie van het kamp, persoonlijke geschiedenissen en over de worsteling met de inrichting en presentatie van het terrein na de afbraak van de barakken in 1971.
Want voor alle duidelijkheid, het terrein kent een lange en enerverende bewoningsgeschiedenis. Die begon in 1939 met de opvang van Duitse joden en eindigde met het vertrek van de laatste Molukse gezinnen in 1971. In die periode van 32 jaar tellen twee jaar maar 'echt', de periode dat Westerbork functioneerde als Judendurchgangslager, van juli 1942 tot begin september 1944. In die 27 maanden vertrokken 93 treinen met ruim 100.000 joden vanuit Westerbork met als eindbestemming meestal Auschwitz of Sobibor.
Het meest 'schuldige' en nog zichtbare stuk Westerborkgeschiedenis is de woning van de Duitse commandant Gemmeker. Ook deze woning werd trouwens al in 1939 gebouwd als onderkomen voor de directeur van het vluchtelingenkamp. Nadat de laatste bewoner in 2007 was overleden bleek hoe slecht de toestand van het houten huis was. Om verder verval te voorkomen worden nu eerst spoedreparaties uitgevoerd alvorens de woning in een glazen paviljoen te plaatsen.



Is bovenstaande foto een mash-up? Nee, hier is geen enkele manipulatie aan te pas gekomen. Aan het hekwerk rond de oude woning hangen meerdere foto's van het interieur uit de periode dat Gemmeker de scepter over het kamp zwaaide.

Christel vertelde tijdens de rondleiding over plannen om ook in Westerbork met de tijd mee te gaan. Dat valt niet altijd mee. Grootste spelbreker vormt de Westerbork Synthese Radio Telescoop. De schotelantennes van de WSRT verbieden bv. het gebruik van mobiele telefoons. Ze kunnen dus nóg zulke mooie applicaties voor de smartphone ontwikkelen, op het kampterrein zelf mogen die niet worden gebruikt. TNO is nu namens het Herinneringscentrum in overleg met de beheerder van de telescopen om te kijken wat er wél mogelijk is, welk stralingsniveau nog acceptabel is. De hoop is dat bezoekers in de toekomst de mogelijkheid hebben om een apparaatje met een audio- en videotour mee naar het kampterrein te nemen. Ik ben benieuwd.

Wie de website van Kamp Westerbork bezoekt ziet dat de sociale media hierop nog niet zijn doorgedrongen. Navraag leert dat men wel degelijk plannen heeft om zich te presenteren op YouTube, Hyves, Facebook en andere sociale media en om zo tot interactie met het publiek te komen. Ongevaarlijk is het echter niet. Vanwege de (over)gevoeligheid van de oorlog is vrijwel permanent toezicht noodzakelijk. Zo is een gastenboek, nadat er reacties op verschenen in de trant van dat de ideeën van Hitler zo slecht nog niet waren, van de website gehaald. Een goede en zorgvuldige voorbereiding is dus absoluut noodzakelijk, meer dan bij niet-oorlogsgerelateerde instellingen.

dinsdag 15 maart 2011

'Overdrijf je nu niet een beetje?'

Deze vraag werd me in de eerste weken van de cursus 23dingen enkele keren gesteld, altijd als ik voor de zoveelste achtereenvolgende avond mijn laptop opende. Na een tijdje was het thuisfront eraan gewend; soms hoorde ik met een half oor ‘23dingen zeker?’ Het is waar, de cursus heeft veel (vrije) tijd gekost, maar ik heb dat zelf nooit als een probleem ervaren. De ontdekkingstocht over en op het wereldwijde web was fascinerend en vaak ook inspirerend. Ik heb Delicious ontdekt en Google Documenten, ik heb Archief 2.0 herontdekt, heb veel plezier beleefd aan het lezen van interne en externe blogs en even veel aan het schrijven van mijn eigen berichten.


Deze terugblik wil ik met enkele overpeinzingen afsluiten.

Hoe 2.0 ben ik nu zelf?
Dat is een lastig te beantwoorden vraag. De mogelijkheden kennen is nog wat anders dan ze zien en weten te benutten. Een andere insteek: zou ik het Manifest voor de Archivaris 2.0 ondertekenen als me dat zou worden gevraagd? Met de meeste punten kan ik wel instemmen, maar van punt 7 (Ik geniet van de opwinding en het plezier van positieve verandering en draag dit uit naar collega's en gebruikers), nee dat heb ik nou niet, ik krijg zelfs een beetje de kriebels van zo’n formulering. Het staat er niet, maar soms lijkt het erop dat de nieuwe mogelijkheden meer doel dan middel zijn. Voor mij is het alleen dat laatste. Vergelijk het maar met een auto. Ik geniet meer van het bereiken van de plaats van bestemming dan van het rijden met of poetsen van de auto.

De inbreng van gebruikers
Het is al enkele keren aan de orde geweest. De user-generated content is niet altijd wat we hopen dat het is. Tags, samenvattingen, reviews hebben te vaak geen enkele toegevoegde waarde voor de toegankelijkheid van een object en zorgen daarmee voor een behoorlijke vervuiling. Ik heb veel bezoekers van Tresoar hoog en heb respect voor hun onderzoeksresultaten. Soms weten we hen te binden en de resultaten via onze eigen website aan te bieden. Maar van de content die vooral bij bibliotheekcatalogi en een fotosite als Flickr wordt toegevoegd heb ik niet zo’n hoge pet op. En, vraag ik me dan af, zijn de mensen die het meest te vertellen hebben het minst 2.0 …….?

De virtuele studiezaal
Tresoar denkt nu na over het aanpassen van de website en het vernieuwen van de virtuele studiezaal. Het is een mooie gelegenheid om de sociale media een prominentere plaats daarop te geven. Toch ook hier de opmerking dat die media niet meer zijn dan een middel. Het gaat toch om de inhoud, in de eerste plaats om die we zelf aanbieden. En het laatste decennium is gebleken dat die inhoud redelijk onstabiel kan zijn. Tot de internetrevolutie hadden we vele honderden abonnementen op tijdschriften, uiteraard alleen papieren tijdschriften. Als er abonnementen werden opgezegd dan bleven de oude jaargangen veelal in het magazijn staan en bleven zo ook beschikbaar voor de onderzoeker.
Met digitale abonnementen liggen de zaken anders. Een paar voorbeelden. Een aantal jaren geleden boden we het Friesch Dagblad op onze eigen website via de Regionale Krantenbank aan. Met het ter ziele gaan van de Regionale Krantenbank en de lancering van de website www.dekrantvantoen.nl viel het Friesch Dagblad, ik begrijp om financiële redenen, buiten de boot. Belangstellenden moeten nu dus weer de papieren exemplaren door. Ingewikkelder ligt het met de landelijke kranten. Die hebben we al enkele jaren in ons digitale Aquabrowser-pakket. Maar wat we nu precies aanbieden van bv. de Volkskrant is niet duidelijk. Bepaalde artikelen worden wel getoond, andere niet. Via PressDisplay wordt wel weer de gehele krant getoond, maar dan alleen van de afgelopen drie maanden. Andere bestanden die we eerst aanboden zoals bv. de Consumentengids hebben we al lang niet meer in ons pakket.
Dat ik van Tresoarklanten hierover nog geen klachten heb gehoord heeft neffens my vooral te maken met het feit dat de digitale bestanden onbekend zijn bij het publiek en dat het ons tot nu toe nog maar niet is gelukt om die aan de man te brengen. En juist daarbij - en dan zijn we weer terug bij het begin - kunnen de sociale media hopelijk een belangrijke rol spelen.

De 23dingen-cursus heeft het zicht op de mogelijkheden van het web een stuk verbreed. Dat is mooi, maar de cursus heeft ook duidelijk gemaakt hoeveel we niet weten. Ergens las ik dat er zo’n 500 tot 600 webtools bestaan; dat was in 2008! We hebben dus niet meer dan eerste stapjes gezet op het pad dat web 2.0 heet. Maar ik vind het mooi dat ik wat dat betreft heb leren lopen en hoop verschillende van de geleerde mogelijkheden in praktijk te kunnen brengen, want de dertiende (!) regel van het Manifest onderschrijf ik wél: ‘Ik ben bereid om naar plaatsen te gaan waar gebruikers zijn, zowel online als fysiek, om mijn beroep uit te oefenen.’

23 Dingen was voor mij …. vooral een stimulans om na te denken over waarom we de dingen doen zoals we ze doen.

woensdag 2 maart 2011

Fanny, van wie is zij er één? Deel 3

We vervolgen onze reis langs bronnen voor onderzoek naar het voor- en nageslacht van honden. Mijn vorige blogbericht sloot ik af met aandacht voor de moeder aller hondengenealogische bronnen, het Nederlands Honden Stamboek. Het NHSB wordt, zoals ik al vermelde, bijgehouden door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland, kortweg de Raad van Beheer genoemd.
Aan het NHSB ligt een hele administratie ten grondslag, die bestaat uit de verschillende series documenten. De vier belangrijkste zet ik hierbij op een rij.

- Het dekaangifteformulier
Hierop staan o.a. de namen van de teef en de reu vermeld met beider stamboeknummers én de dekkingsdatum. Dit formulier dient binnen drie weken na dekking bij de Raad van Beheer te zijn.
- Het geboorteformulier
Hierin dienen de namen, het geslacht, de geboortedatum en het aantal pups te worden ingevuld. De fokker dient ervoor te zorgen dat het formulier binnen tien dagen na de geboorte door de Raad van Beheer is ontvangen.
- De overlijdensaangifte
Een korte schriftelijke melding via email of per brief aan de Raad van Beheer, waarbij het NHSB nummer, de stamboomnaam en de overlijdensdatum van de hond worden vermeld.
- Het rashondenlogboek
Eigenaren van een rashond kunnen bij de Raad van Beheer een rashondenlogboek bestellen. Voor deelname aan bepaalde officiële kynologische activiteiten is dit logboek verplicht. Er kunnen gegevens in worden vastgelegd op het gebied van eigendomsoverdracht, inentingen, tentoonstellingsuitslagen, kampioenschapsprijzen en titels, andere behaalde diploma’s en fokkerij aantekeningen (dekpartners, nestgegevens).

De in deze bronnen geïnteresseerde onderzoeker doet er goed aan eerst met de Raad van Beheer contact op te nemen om te informeren naar de openbaarheid van de verschillende documenten en om een eventuele afspraak te maken.

De oplettende lezer zal zich wellicht hebben afgevraagd hoe het zit met huwelijksinschrijvingen van hondenparen. Nu mag het als bekend worden verondersteld dat de huwelijkse staat tussen honden maar zelden wordt bevestigd. De kans om hier gegevens over te vinden is dan ook zeer gering, zelfs bij rashonden. Maar zoals altijd bevestigen uitzonderingen de regel, ook hier. Zo las ik op de website www.trouwshop.nl over een huwelijk tussen de Yorkshire Jazzy en de Jack Russel Gaga. Bruid en bruidegom hadden elkaar leren kennen in het café Den Aker in het Belgische Ekeren. Vorig jaar gaven ze elkaar op het plaatselijke kasteel Veltwijck de 'ja'-woef.
De hieronder afgebeelde honden zijn overigens niet Gaga en Jazzy, maar de vijfjarige bruid Bruna en de drie jaar jongere bruidegom Lui, die in Rio de Janeiro op hun trouwdag werden gefotografeerd!


Grafstenen en -teksten
Ook honden hebben niet het eeuwige leven. Nu wil de baas van een hond, die het tijdelijke met het eeuwige heeft verwisseld, nogal eens eigenmachtig optreden door het hondenlijk in de eigen tuin of op een zelf gekozen plek in de vrije natuur ter aarde te bestellen. Voor de hondengenealoog is dat jammer want in dat geval worden er meestal geen duidelijke sporen in archivalia of op de graven nagelaten. Honden kunnen echter ook worden gecremeerd of worden begraven op een officiële begraafplaats voor honden of huisdieren. Dat was vroeger trouwens ook al zo, getuige de onderstaande foto van de begrafenis een hond in Duitsland rond 1900.



De teksten op grafstenen op een hondenbegraafplaats zijn een belangrijke genealogische bron. De grootste begraafplaats ter wereld van (vooral) honden is de Hartsdale Canine Cemetery aan de North Central Park Avenue in de New Yorkse wijk Hartsdale. Er zijn sinds 1896 totaal rond de 70.000 honden en katten en andere huisdieren begraven. In Nederland kennen we geen begraafplaatsen van een dergelijke omvang, maar kleinere wel, o.a. die in het Zuid-Hollandse Zevenhoven. Ook op particuliere terreinen of in parken zijn soms kleine grafvelden ingericht, zoals bv. op Landgoed Clingendael.

Net als op begraafplaatsen voor tweevoeters wordt ook in Zevenhoven zorg op maat aangeboden. Dat betekent dat het mogelijk is om als iemand meerdere huisdieren heeft een familiegraf te nemen. "Het is emotioneel prettig om uw dieren bij elkaar te hebben", aldus de website. Voor een graf kan worden gekozen voor een zgn. Groen Geregeld arrangement, een soort van onderhoudscontract, zodat het graf er altijd tot in de puntjes verzorgd blijft uitzien. Dat houdt o.a. in dat de steen regelmatig wordt opgewreven. Voor de toekomstige hondengenealoog zijn dit uiteraard ideale arrangementen.
Het vinden van hondengraven valt niet altijd mee. Een aparte website zou uitkomst kunnen bieden. Er is wat dat betreft nog heel wat werk te doen: het fotograferen van alle graven en het invoeren van de gegevens in een database. Maar als dat eenmaal gedaan is dan zou dat kunnen leiden tot een mooie nieuwe website: www.waftombe.nl.

Andere registers die op het overlijden van honden betrekking hebben
Op het Internet kunnen op verschillende plaatsen herinneringen aan en foto's van overleden honden worden geplaatst. Hyves heeft daarvoor een aparte pagina. Het digitale condoleanceregister bevat hartverscheurende teksten betreffende het definitieve afscheid van de trouwe viervoeter. Soms gaat het vergezeld van een foto met tekst, waarop, en dat is belangrijk voor de genealoog, soms de geboorte- en/of overlijdensdatum staat/staan.


Bron: hyves

Er zijn inmiddels zoveel bronnen de revue gepasseerd dat de behoefte ontstaat aan nieuwe vormen van toegankelijkheid. In de eerste plaats denk ik daarbij aan een overkoepelende toegang tot al die bronnen. Ik doe hierbij alvast enkele suggesties voor een naam van de nieuwe website: www.honlias.nl of www.wiewaswoef.nl. Andere suggesties zijn welkom.
Ten tweede zou neffens my, in navolging van de webgids van Eric Hennekam voor de onderzoeker van tweevoeterfamilies, een Internetgids voor hondengenealogisch onderzoek zeer welkom zijn.

Wordt vervolgd

dinsdag 1 maart 2011

2.0

Bij Archief 2.0 en Bibliotheek 2.0 dacht ik tot vandaag alleen aan de gelijknamige online communities. Van beide ben ik inmiddels lid, van de eerste sinds 2009, van de tweede nog maar een paar weken. Ik ben geen regelmatig bezoeker, integendeel zelfs. Eigenlijk alleen als ik het ten eigen nutte denk te kunnen gebruiken meld ik me aan. Dat was bv. in 2009 het geval toen we als Tresoar begonnen na te denken over digitalisering van de Friese bevolkingsregisters en we benieuwd waren of er reeds voorbeelden van gedigitaliseerde en uitgebreid toegankelijk gemaakte bevolkingsregisters waren. Mijn vraag leverde destijds enkele waardevolle reacties op.
Ding 22 nodigt me uit om opnieuw een kijkje te nemen. Al na een paar minuten snuffelen besef ik dat het goed is om dat óók regelmatig te gaan doen. Neem nu alleen al de discussie Dish2011: Wat willen wij als archieven? over de door archivarissen gewenste onderwerpen en presentatiewijzen voor de DISH-conferentie (Digital Strategies in Heritage) die in december dit jaar in Rotterdam plaats zal vinden. De discussie is interessant om te lezen en uit de reacties die Petra Schoen op haar vraag heeft gekregen blijkt hoe goed zo’n community werkt.
Sommige van die reacties leveren ook onverwachte informatie op, zoals dat het geval is bij één van Marco de Niet. Hij ging in op de afgelopen Digitaal Erfgoedconferentie, waar hij getuige was geweest van de workshop van Michael Epstein van Untravel media. Hij (Epstein), en ik citeer nu verder uit Marco's reactie, 'presenteerde o.a. hun project 'Walking Cinema: Murder on Beacon Hill' (zie www.untravelmedia.com/work/). Epstein bracht een inspirerend verhaal hoe archiefmateriaal een cruciale rol speelde in het ontrafelen van een 19e-eeuwse misdaad in Boston en hoe dit is omgezet in een app voor een stadswandeling. Het was geen presentatie voor archivarissen, maar wel een presentatie over archiefmateriaal. Ik heb moeten constateren dat er weinig archiefmedewerkers naar de workshop van Epstein waren gekomen. De meesten hebben gekozen voor de workshop over e-depots die door BRAIN was georganiseerd .....' Het laatste, veelzeggende deel van het citaat overigens terzijde.
Ik moet naar aanleiding van de besproken workshop denken aan het net verschenen boekwerkje Het tubetje van Cath over een moord die in de dertiger jaren hier in Leeuwarden is gepleegd. Tresoar zou, als bewaarder van de processtukken betreffende deze zaak, iets dergelijks als in Boston (mee) kunnen ontwikkelen. 

De 2.0 communities kende ik dus al, maar ik weet nu dat 2.0 ook voor een werkhouding staat. En ja, vraag ik me dan af, hoe 2.0 ben ik zelf nu eigenlijk? Wat me wat dat betreft opvalt is dat bij de discussies op Archief 2.0 het vooral zuiderlingen zijn die reageren. Ik baseer me hierbij trouwens op slechts twee discussies, die over het Manifest voor de archivaris 2.0 en de al genoemde over de DISH-conferentie. Op basis van deze beide zou je zelfs kunnen concluderen dat het een Brabantse en Zuid-Hollandse aangelegenheid is. Zijn ze in het zuiden zoveel meer 2.0 dan boven de grote rivieren? En zo ja, hoe kan dat dan? Of is de verklaring heel simpel: gewoon de invloed van supercoaches Rob en Luud?

Op mijn eigen 2.0-gevoel zal ik in mijn terugblik op 23dingen terugkomen.

maandag 28 februari 2011

Gebruik en misbruik WO2 in Tweede Kamer

Mijn blog wil ik eigenlijk niet gebruiken om berichten van anderen te rebloggen, om het zomaar te noemen. Maar uitzonderingen bevestigen ook hier de regel. Ik las het volgende bericht op de website van het NIOD:

"Wanneer, hoe vaak en in welk verband maken parlementsleden vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog? En welke lessen trekken zij uit de bezettingstijd? Het project Oorlog in het Parlement analyseert welke leden van de Tweede Kamer in de afgelopen 65 jaar verwezen naar de Tweede Wereldoorlog, in welke context zij dat deden en welke politieke standpunten zij hiermee onderstreepten of juist weerlegden. Met een systematische analyse hoopt Hinke Piersma nieuw inzicht te verschaffen in de doorwerking van de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse politieke arena."

 



Het volledige bericht is hier te lezen.

Ik ben benieuwd naar de uitkomsten van het onderzoek.

donderdag 24 februari 2011

De AquaBrowser

Het idee achter de AquaBrowser is mooi: met één zoekactie verschillende bestanden doorzoeken en tegelijkertijd suggesties krijgen voor vervolgonderzoek in de vorm van verwante trefwoorden.
Toch gebruik ik de AquaBrowser maar sporadisch, althans voor zover het de website van Tresoar betreft. Dat komt omdat er neffens my twee grote nadelen aan kleven. De grootste is die van de gebrekkige presentatie. Nu is het natuurlijk wel zo dat de ene website, die gebruik maakt van de Aquabrowser, de andere weer niet is. Tresoar maakt namelijk, naast de gewoonlijk door de AquaBrowser ontsloten titelbeschrijvingen van boeken en tijdschriften en andere bibliotheekbestanden, ook haar inventarisbeschrijvingen van archiefstukken op deze wijze toegankelijk. Als een belangrijk bestand is het mooi dat het via de AquaBrowser toegankelijk is, maar ...... de presentatie van de zoekresultaten laat veel te wensen over. Via deze toegang wordt bijna altijd teveel - veel te veel - gevonden en gepresenteerd. Dat is het zwakke. Het punt is dat elke inventarisbeschrijving niet, zoals bij titelbeschrijvingen van boeken, als een afzonderlijk record wordt gezien. Nee, meestal is de gehele inventaris met soms enkele duizenden beschrijvingen één record. Dat betekent dat je na een zoekopdracht ook de gehele inventaris op het scherm krijgt. Met <Ctrl F> kun je vervolgens bij de gewenste beschrijving(en) komen. Zoeken op één naam of één trefwoord is zo nog wel goed te doen. Bij een combinatie van trefwoorden helaas niet. Dan moet er toch worden uitgeweken naar www.archieven.nl.
Wat wel heel handig is is dat aan de rechterkant van het scherm alle bestanden, waarin de opgegeven zoekterm voorkomt, in een lijst worden weergegeven mét het aantal hits erachter. Vooral dat laatste kan waardevol zijn.

Om me wat te verdiepen in de AquaBrowser heb ik kennis genomen van de lange discussie over ideeën, mogelijkheden, nadelen van het fenomeen op http://bibliotheekutrechtdoet23dingen.blogspot.com. Daarnaast heb ik de catalogus op de website van de OBA uitgeprobeerd door verschillende zoekopdrachten uit te voeren.




Echt ondersteboven ben ik er niet van. Ten eerste valt het aantal geplaatste tags en vooral recensies me tegen. Bovendien is, zoals dat ook al is geconstateerd bij de sociale fotosites, de kwaliteit van de door de gebruiker toegekende tags niet om over naar huis te schrijven. Dat geldt ook voor de AquaBrowser van de OBA-catalogus.

Hieronder de tags die zijn geplaatst bij een uitgave van het Het Achterhuis: dagboekbrieven 12 juni 1942-1 augustus 1944 van Anne Frank:

'onderduiken', '2010', 'achterhuis', 'amsterdam', 'amsterdamse', 'anne', 'boekbespreking', 'boekenweek', 'dagboeken', 'frank', 'het', 'interessant', 'joden', 'leuk', 'puberteit', 'spannend', 'tamara', 'tweede wereldoorlog'

Een tag als bv. 'puberteit' levert een aantal boektitels op, uit welke titels je niet meteen kunt opmaken dat het over puberteit gaat. Het dagboek van Anne Frank is daar al een mooi voorbeeld van. Maar wat moet je met tags als 'interessant', 'leuk' en 'boekbespreking'. Of moeten we die maar gewoon op de koop toe nemen en profiteren van de tags, die wel waardevol zijn?

Recensies zijn bijna niet toegevoegd, tenminste niet bij de enkele tientallen titels betreffende de Tweede Wereldoorlog die ik op het beeldscherm voorbij heb zien komen. Eén heb ik er tot nu toe gevonden, namelijk bij dezelfde uitgave van het dagboek van Anne Frank.
Wat ik jammer vind is dat de recensies van gebruikers helemaal onderaan het scherm staan, nog na de beschikbaarheidsgegevens. Omdat het betreffende dagboek in bijna elke hoofdstedelijke bibliotheekvestiging in de collectie aanwezig is moet je een eind naar beneden scrollen om bij de recensie uit te komen. Als het goed is vertelt een recensie toch iets over de inhoud, geeft in ieder geval een mening over het boek, die voor de gebruiker mede bepalend kan zijn om het boek wel of niet te gaan lezen. Daarom zou de recensie beter bij de beschrijving, bv. onder de toegekende tags, geplaatst kunnen worden.

woensdag 23 februari 2011

Fanny, van wie is zij er één? Deel 2

In het eerste deel van deze serie heb ik enkele algemene opmerkingen geplaatst rond het thema hondengenealogie. In dit tweede deel en de volgende nog te verschijnen delen wil ik de belangrijkste bronnen, die voor dit onderzoek in aanmerking komen, behandelen.

Begin met literatuuronderzoek, zo luidt één van de uitgangspunten voor historisch onderzoek. Voor het doen van onderzoek naar hondenfamilies is dat niet anders. De meest geëigende plek om dat te doen is de bibliotheek van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland (kortweg de Raad van Beheer genoemd). Het kantoor met bibliotheek is te vinden aan de Emmalaan 16-18 te Amsterdam.




Zoals op de website is te lezen gaat het om 'een uitgebreide bibliotheek waarin een schat aan kynologische boekwerken verzameld zijn. Een waar paradijs voor iedere hondenliefhebber.' De catalogus staat online. Met name door de extra trefwoorden die aan de titels zijn toegekend komen heel wat werken tevoorschijn waarin stambomen zijn opgenomen. Een paar voorbeelden:
- Gravestein-Schmidt, E.,  35 jaar Labradors in Nederland (z.pl., 1999)
- Cooper, H. St. John, Bulldogs and Bulldog men (z.pl., 1908)
- Deutsches Doggen-Stammbuch (Band 7) van de Deutscher Doggen-Club (z.pl., 1922)
- Mackenzie, M., Great Danes. Past en present (z.pl., 1979)

Bij elke titel staat ook een korte beschrijving van de inhoud. Zo staat bij de laatste dat het om een herdruk van de originele versie uit 1912 gaat, waarin o.a de volgende onderwerpen aan bod komen: geschiedenis, fokken, voeding en tentoonstellen, aangevuld met stambomen van 52 honden.
Een bezoek aan de bibliotheek dient minimaal twee weken van tevoren te worden aangekondigd. Daarbij moeten ook de reden voor het bezoek en de titels van de gewenste te raadplegen boeken en /of tijdschriften worden opgegeven. Voor de openingstijden verwijs ik naar de betreffende webpagina.

Het zal de lezer niet bevreemden dat ook het internet wordt gebruikt voor het publiceren van hondengenealogische informatie. Enkele voorbeelden:
Op de overkoepelende website van kennelhouders kunnen tal van familierelaties van viervoeters worden uitgezocht, zoals bv. het voor- en de nageslacht van Hirohito.
Sommige fokkers hebben ook een eigen website zoals deze van Tervuerense herders.
De al genoemde Raad van Beheer gaat ook met de tijd mee. En dus worden de hondenstambomen van het Nederlands Honden Stamboek (NHSB), waarover hierna meer, online aangeboden. Tenminste, dat is de intentie. Wegens technische problemen zijn de stambomen op dit moment niet raadpleegbaar.
Op het wereldwijde web zijn op andere plaatsen wel NHSB-stambomen te bekijken, zoals bv. die van de Golden Retriever Kaya.

De Nederlandse rashondenpopulatie wordt door de Raad van Beheer vastgelegd in het genoemde Nederlands Honden Stamboek. Het eerste stamboek werd aangelegd in 1890. Hieronder een afbeelding van het eerste register.




De allereerste inschrijving in dat allereerste deel betrof Nelly, een pointer. Zij was geboren op 21 juli 1888. Naast Nelly worden ook haar ouders, grootouders en overgrootouders vermeld. In één keer vier generaties op een presenteerblaadje. Let op de namen. Vooral die van de beide grootvaders verdienen aandacht: Dante en Jack of Hessen.



Indien de voorouders ook in het stamboek voorkomen dan staan de stamboeknummers vermeld. Deze zijn uiteraard van belang om weer verder terug te komen. De afkortingen KCSB (Kennel Club Studbook) en KCR (Kennel Club England Register studbook) wijzen op Engelse komaf. Dat is nog iets voor in de toekomst, een gids voor hondengenealogisch onderzoek in het buitenland. 

Wordt vervolgd

dinsdag 22 februari 2011

Genealogie 2.0

De grondbeginselen van het familieonderzoek heb ik me redelijk eigen gemaakt, maar daar is het ook wel mee gezegd. Als ik genealogisch onderzoek doe dan gebeurt dat meestal in het kader van een ander historisch onderzoek. Het is dus meer middel dan doel. Ik heb dan ook niet echt behoefte om mijn resultaten met anderen te delen. Daarvoor zijn de gegevens ook te fragmentarisch, hoewel ik besef dat ook fragmentarische gegevens voor anderen soms waardevol kunnen zijn. Zelf gebruik ik het Internet wel om aan de hand van gegevens die door anderen online zijn gezet te proberen hiaten in stambomen op te vullen. De artikelen en berichten van Rob van Drie, Bob Coret en anderen over dit onderwerp heb ik dan ook met interesse gelezen. Ik wist niet dat er zoveel genealogische sociale netwerksites bestaan.
Op zich spelen ook Facebook en andere sociale media wat dit betreft een rol. Tijdens één van mijn hondse wandelingen werd ik aangeschoten door een wandelaar die ook zijn hond uitliet en die me herkende als medewerker van Tresoar. We raakten aan de praat en hij vertelde hoe hij Facebook had gebruikt om contacten in Amerika te leggen. Het mooiste was dat hij verre Amerikaanse verwanten, die elkaar niet kenden, maar wél familie van elkaar waren, via Facebook tot beider genoegen met elkaar in contact had weten te brengen.

Op aanraden van Rob van Drie in zijn artikel Online familienetwerken. Een alternatief voor genealogische desktopprogramma's in het maandblad Genealogie van het Centraal Bureau voor Genealogie heb ik www.verwant.nl gekozen om uit te proberen.



Het eerste dat opvalt is een waarschuwingsbord. Daarachter gaat een tekst schuil, waaruit blijkt dat deze website per 1 februari jl. is overgenomen door www.myheritage.com. Dan daar maar even op gekeken, ook al wordt deze door Van Drie niet aangeprezen. Ik gebruik de site als zoek- en niet als vulmachine. Altijd heb ik nog de hoop dat ik Arthur Monsma, één van de vooroorlogse Friese TT-deelnemers, op het spoor zal komen. Arthur werd op 28 maart 1914 geboren in het Engelse Hull en bracht daar de eerste zeven jaren van zijn jeugd door. In 1921 vestigde het gezin Monsma zich in Leeuwarden. Arthur emigreerde op zijn beurt met zijn gezin in 1960 naar Australië en dat is meteen het laatste feit dat ik uit zijn leven ken. MyHeritage vertelt helaas (nog) geen verdere bijzonderheden.

woensdag 16 februari 2011

Fanny, van wie is zij er één? Deel 1

De vraag is me nog niet gesteld, maar soms - tijdens een wandeling met Fanny - vraag ik het mezelf wel eens af. Ook verwante vragen komen op, sinds ik niet meer hondloos door het leven ga, zoals:
- hoeveel generaties moeten we teruggaan om bij Fanny's voorouders uit te komen die in 1900 leefden?
- hoe zagen die voorouders eruit?

Een herinnering komt boven. Toen ik in 1979 bij het Ryksargyf mijn stage voor de opleiding tot Middelbaar Archiefambtenaar aan de Rijksarchiefschool begon kreeg ik als hoofdopdracht de inventarisatie van het archief van de familie Van Heloma toebedeeld. Het archief van de Zuid-Friese patriciërsfamilie bevat o.a een fotoalbum met uiteraard vooral plaatjes van tweevoetige familieleden. Maar niet alleen van hen, ook de viervoeters in hun midden zijn fotografisch vastgelegd in het album. Ik weet nog dat ik me daar destijds over verwonderde, dat honden toen blijkbaar al zo belangrijk waren dat ze een plaatsje in het familiealbum kregen.
Hieronder één van die foto's. Gegevens ontbreken. Zelfs de naam van de hond is niet bekend. Het enige dat we weten is dat de foto is gemaakt door B. Bruining, die van 1881 tot 1895 als fotograaf in Arnhem was gevestigd. Ik vermoed dan ook dat de hond van Jan Albert van Heloma is geweest die in 1877 het Friese voor het Gelderse verruilde en in 1901 in Bennekom overleed.




Omgekeerd vraag ik me nu af: heeft deze hond ook voor nageslacht gezorgd en, zo ja, hoe uitgebreid is zijn of haar parenteel, zijn er nog nakomelingen in leven en zo ja, waar hebben die zich gevestigd, en zijn er ook emigranten onder hen?
Van welke kant je het ook benadert je komt elke keer uit bij de vraag: welke bronnen staan ons ter beschikking om voor- en nageslacht van honden uit te zoeken?

Het is geen gemakkelijke klus, zo is me al snel duidelijk geworden. Soms loop je meteen vast. Neem nu onze Fanny. We kennen haar geboortedatum, 19 november 2004. Maar ja, om haar stamboom uit te zoeken hebben we meer gegevens nodig, in de eerste plaats de namen van haar ouders. In het verslag dat van de intake in het Dierentehuis 't Schuthok is gemaakt staat achter de vraag Wat is bekend van de voorgeschiedenis? het volgende antwoord: 'Fanny komt uit Tsjechië/dierenwinkel'. That's all. Tijdens de overdracht werd ons bovendien verteld dat haar originele paspoort verloren is gegaan. Ze heeft een nieuw exemplaar gekregen. Dat gebeurde trouwens zonder ingewikkelde aanvraagprocedures. Een hondse behandeling heeft hiermee neffens my dan ook een nieuwe betekenis gekregen. Veel asielzoekers zullen op deze manier ook graag honds behandeld worden, maar dit terzijde.
We zullen in ieder geval naar Tsjechië moeten voor vervolgonderzoek. Maar waar te beginnen? Medewerkster Gina van het dierentehuis vertelde dat hondjes met ladingen vanuit landen als Tsjechië en Roemenië ons land binnenkomen. Waarschijnlijk is Fanny ook zo geïmmigreerd. In het zoekgeraakte paspoort zou misschien aan de hand van de stempels van de eerste entingen opgemaakt kunnen worden uit welk deel van het land Fanny is gekomen. Om kort te gaan, het is dus zoeken naar een speld in een Tsjechische hooiberg. Zou er een Tsjechische variant van Spoorloos of Opsporing verzocht bestaan? Nee, we zullen moeten leren leven met de gedachte dat we er nooit achter komen.

En toch, 'honden' en 'stambomen' zijn geen vreemden van elkaar. Immers, welk levend wezen eet voedsel van het merk Pedigree? Zover heeft de mens het nog niet geschopt. Stel je voor, wij halen onze boodschappen bij de supermarktketen Stamboom of eten de groenten van Genealogie in plaats van Hak.
Daarnaast bestaat er inmiddels software voor de hondengenealoog. Dat betekent dat er ook bronnen moeten zijn. En dat is ook zo. Als hondengenealogisch onderzoeker ben je dus niet kansloos. Maar ...... succes is wel een stuk minder verzekerd dan bij de tweevoetergenealogie.
Van de overheid moeten we het in ieder geval niet hebben. Goed, elke gemeente int hondenbelasting, maar (helaas) zijn de ambtenaren, in ieder geval die van Leeuwarden, niet geïnteresseerd in de naam, laat staan andere gegevens van de hond. De eigenaar/betaler, daar willen ze alles van weten, maar van de hond .......? Nee, ze willen alleen weten voor hoeveel honden ze de eigenaar kunnen aanslaan.
Degenen die denken dat het wat dat betreft vroeger beter was, door te wijzen op de tijdens de Republiek aangelegde registers van ontvangen Hondgeld, komen bedrogen uit. Het ging hierbij wel om een belasting maar dat is tegelijkertijd ook de enige gelijkenis met de huidige hondenbelasting. Het hondgeld was (helaas) een grondbelasting.

Wat zijn nu de mogelijkheden voor het vergaren van gegevens voor een hondenstamboom? Het helpt in ieder geval enorm als:
1 de hond een rashond is én de baas dat belangrijk vindt en/of
2 de baas zijn hond zo bijzonder vindt dat hij er een boek over schrijft.
Ik geef meteen toe dat de honden waarop (één van) beide punten van toepassing is/zijn niet tot de meerderheid van het honddom behoren. Maar, zelfs als dat niet het geval is hoeft men niet meteen te wanhopen. Er blijkt een verscheidenheid aan bronnen te bestaan. Zoveel dat ik ze niet allemaal zal noemen, laat staan behandelen. De belangrijkste wil ik in de volgende delen in de serie Fanny, van wie is zij er één? de revue laten passeren.

Wordt vervolgd

maandag 14 februari 2011

Spotify

Terwijl ik bezig was met ding 19 (Facebook) deed ik ding 20 (online muziek beluisteren) er even tussendoor, erbij, hoe je het maar wilt noemen. Nu laat ding 20 zich ook uitstekend combineren, eigenlijk met elk ding.
Ik downlowde de gratis versie van Spotify en zet de 123 Masterpieces van Elvis Presley op random aan. Ja, 23 dingen tegen de 123 masterpieces; je hebt altijd bazen boven bazen.



Het is leuk om te weten dat het kan, maar ik zal er niet veel gebruik van maken. Het nadeel van de gratis versie is dat je om de paar nummers op reclameboodschappen van Spotify wordt getrakteerd.
Nee, op mijn werk luister ik (bijna) nooit naar muziek, ik heb geen smartphone die me in staat stelt om er onderweg naar te luisteren en thuis zet ik liever een cd of lp op.

Wat Tresoar betreft sluit ik me aan bij de ideeën die mijn collega's J.S. en S. inmiddels over dit onderwerp te berde hebben gebracht.

zondag 13 februari 2011

Facebook - fase 3 - De hoop

Na de droom en de teleurstelling nam ik kennis van de Facebook inspiratiegids voor bibliotheken. Rob wees me erop naar aanleiding van de hulproep die ik vorige week op dit blog plaatste.
De gids (opnieuw een goede handleiding van onze zuiderburen) doet meer dan alleen maar inspireren. De eerste twintig pagina's leggen vooral uit hoe je aan de slag kunt gaan met Facebook en welke keuzemogelijkheden je hebt, zonder trouwens op technische aspecten in te gaan. De gids is vooral gericht op de praktijk.
Tijdens het lezen werd me al snel duidelijk dat wat ik graag wilde onmogelijk is. Om dat uit te leggen is het goed te weten dat je de bij Facebook de keuze hebt uit:

     1 het profiel
     2 de groep
     3 de pagina

Het profiel wordt vooral gebruikt door de individuele gebruiker als privépersoon, terwijl een pagina meestal wordt gebruikt door bedrijven en instellingen, waaronder archieven en bibliotheken. De groep kan door een groep individuele gebruikers worden aangemaakt, maar ook door bedrijven en instellingen voor bv. een speciaal project. Ik gebruik hier de woorden 'vooral' en 'meestal' omdat de scheidslijnen beslist niet scherp zijn. Met een keuze voor één van de drie bepaal je wél meteen welke mogelijkheden, c.q. beperkingen je hebt wat betreft presentatie en interactie met andere Facebookers.
Niet minder belangrijk is het gegeven dat een profiel 'vrienden' kent, een groep 'leden' en een 'pagina' fans. Fan wordt je als je hebt aangegeven dat je een pagina 'leuk vindt'. Een Facebookpagina wordt daarom ook wel fanpagina genoemd.

Een profiel is niet geschikt voor een instelling als Tresoar, zoals uit het volgende citaat uit de gids valt op te maken: "Het grootste nadeel van het gebruik van een profiel voor een bibliotheek is het feit dat anderen slechts de berichten op je profiel kunnen zien door 'vriend' te worden. Dat vraagt telkens een actieve bevestiging van jouw kant uit, waardoor er steeds enige vertraging zit tussen de aanvraag en het zichtbaar worden van de profielpagina. Bovendien krijg je met het profiel van de bibliotheek dan ook standaard toegang tot het profiel van de andere gebruiker, waardoor je alle berichten en activiteiten van je leden kan bekijken. Dit kan gebruikers eventueel afremmen om 'vriend' te worden van de bib."
Een groep heeft óók nadelen: "Wanneer je bij een pagina een statusbericht op het prikbord post, dan wordt dat tevens zichtbaar in de nieuwsfeed van alle fans. Bij groepen is dat niet het geval, enkel indien diegene die een bericht post jouw vriend is, zal je het bericht in je nieuwsfeed zien verschijnen." Een ander nadeel is dat je op een groep geen links kunt plaatsen naar andere web 2.0 tools, zoals Flickr en Twitter.
Pagina's hebben voor instellingen het voordeel dat ze open staan voor iedereen, ook voor wie geen Facebook-account heeft en ze worden dan ook altijd getoond in de zoekresultaten van Google. Op pagina's kun je bovendien de statistiekenmodule activeren en zo het gebruik van je pagina door je fans volgen, wat bij een profiel en groep niet mogelijk is. Maar wat een pagina níet kan is actief nieuwe fans werven. Voor een pagina kunnen zich fans aanmelden door op de 'vind ik leuk'-knop te klikken, maar als beheerder van de pagina kun je zelf geen mogelijke fans aanschrijven, mailen of op wat voor manier attenderen op het bestaan van je pagina, in ieder geval niet via Facebook.
Dit is het punt geweest waar ik steeds tegen aanliep. Ik wilde iets wat binnen Facebook niet mogelijk is. En ik snap nu waarom. Het idee achter de fan-pagina is dat van de zgn. virale marketing, d.w.z. de paar fans die je in het begin hebt zullen door digitale mond-op-mond-reclame snel uitgroeien tot ........... soms een immense fanclub. Immers, wanneer iemand fan wordt van een pagina verschijnt dat in het nieuwsoverzicht van zijn vrienden. Die worden zo ook uitgenodigd om jouw pagina te bekijken en die kunnen op hun beurt ook fan worden. Sommige bedrijven schijnen er graag en met succes gebruik van te maken.

Wat heb ik nu van dit alles geleerd? In ieder geval besef ik nu dat ik Facebook schromelijk heb onderschat. Ik heb steeds gedacht van 'dat doe ik wel even'. Maar nee dus, in de gids word je ook al gewaarschuwd: "Wie nog geen ervaring heeft met Facebook, raden we best aan om dit sociale netwerk eerst een paar weken te verkennen, en de eigenschappen en manier van werken als gewone gebruiker te ervaren."
Even verder wordt de lezer aangeraden om een nieuwe pagina eerst onzichtbaar te maken en pas nadat alle benodigde info en afbeeldingen erop staan openbaar te maken. Ik neem dit advies graag ter harte.

Is het tot nu toe dan allemaal voor niets geweest? Nee, want de website heeft, met dank aan Inge, inmiddels wel een Engelstalige versie.

Wordt hopelijk vervolgd, maar voorlopig even niet

vrijdag 11 februari 2011

Facebook - fase 2 - De teleurstelling

In mijn vorige blogbericht schreef ik over mijn droom over het in de VS aan de man brengen van een Tresoarwebsite over brieven van Friese emigranten, en over de cruciale rol die ik Facebook hierbij had toebedacht. In een poging om die droom te verwezenlijken begon ik mijn ooit aangemaakte account voor dit medium opnieuw leven in te blazen.


Ik had destijds zeer weinig gegevens ingevoerd en er sindsdien ook niets meer aan toegevoegd. Digitale vrienden heb ik (daardoor) ook niet gemaakt.
Ondanks mijn lange afwezigheid verloopt het inloggen zonder problemen en kom ik op deze pagina. Die is echter niet geschikt voor de website die ik wil promoten. Als ik vanaf dat account andere instellingen uit wil nodigen om vriend te worden dan gebeurt dat op mijn eigen naam en dat is niet de bedoeling. Een ander nadeel is dat je als privépersoon een erg beperkt profiel kunt maken. Daarom heb ik een nieuw account aangemaakt, vervolgens op nieuwe pagina geklikt en bij Merk of product gekozen voor Website. Daar gaat het immers om. Ook dat lukt en als titel geef ik de pagina Letters of Dutch immigrants, maar .... nu is het niet mogelijk om te zoeken op verwante instellingen die ik graag wil aanschrijven. Lukt het me als privégebruiker wél om een instelling als het Immigration History Research Center (University of Minnesota) te benaderen, als website of instelling, want dat laatste heb ik daarna ook nog geprobeerd, lukt dat niet.
Vervolgens toch maar weer mijn privé-account opgeroepen om mijn naam te wijzigen. Dat kan namelijk. Bij voornaam vul ik 'Letters' in en bij achternaam 'of Dutch immigrants'. Maar na bevestiging van mijn kant krijg ik meteen de melding Je verzoek om je naam te wijzigen is afgewezen door ons geautomatiseerde goedkeuringssysteem. Mark Z. laat zich niet om de tuin leiden. Ik heb er nu even schoon genoeg van en kom tot de conclusie: 'Facebook connects people but no institutions'. Ik kan het niet geloven en vraag Google wat die ervan vindt. De zoekopdracht "Facebook connects people" levert een slordige 47.000 hits op. Als ik het woord people vervang door institutions krijg ik de melding Geen resultaten gevonden voor "Facebook connects institutions". Het is dus echt zo. Wat een teleurstelling.

Met dank aan Inge, die me meerdere uren heeft geholpen bij de poging om die ene droom te verwezenlijken.
Ik weet inmiddels meer, maar daarover later.

Wordt vervolgd

donderdag 10 februari 2011

Facebook - fase 1 - De droom

Vorig jaar rond deze tijd was ik druk in de weer met het onderwerp emigratie van Friezen naar de VS in de negentiende en twintigste eeuw. Twee dingen vielen samen. Ten eerste was ik gevraagd om begin februari een lezing over dit onderwerp te houden en ten tweede werd tijdens die presentatie een website rond dit thema gelanceerd.
Die website kent een bijzondere geschiedenis. Die begon met een envelop met kopieën van brieven die Tresoar een paar jaar geleden kreeg toegestuurd. Het ging om brieven die door Friezen aan hun geëmigreerde familieleden en vrienden in Amerika waren gestuurd. Dat feit alleen al was en is bijzonder. Immers, Tresoar bewaart tientallen brieven van Friese emigranten, maar daarbij gaat het eigenlijk altijd om brieven die vanuit vooral de VS zijn gestuurd naar de achtergebleven familie en vrienden in Friesland. Maar bij deze kopieën ging het om brieven, waarvan de originelen aan de andere kant van de oceaan worden bewaard. Hoe kwamen we daaraan, zult u zich afvragen. Nu, ze waren aan Tresoar toegestuurd door Nel Prins-Serier uit Emmen. Nel heeft familie en vrienden in Noord-Amerika wonen. Een vriendin daar, Mary Risseeuw, was bezig met een project voor een boek en een conferentie over de taalinvloed van het Nederlands op het Amerikaans, waarvoor ze Nederlandstalige brieven van achterblijvers verzamelde. Beiden hadden elkaar leren kennen nadat Nel brieven van Zeeuwse emigranten naar Amerika had vertaald voor de mensen in Oostburg (Wisconsin) die vrijwel allemaal Nederlandse voorouders hebben. Mary was al jaren op zoek geweest naar deze brieven van o.a. haar voorouders waarin ook over familie van Nel werd gesproken. Velen stuurden Mary kopieën toe omdat beloofd was dat de ingezamelde brieven vertaald zouden worden (hoofdzakelijk door Nel) in het Amerikaans-Engels. Deze brieven kwamen uit bijna alle Nederlandse provincies. Tientallen brieven spelde ze woord voor woord en een veelvoud van uren ging ermee heen om ze te vertalen. Tussen de brieven trof ze ook brieven aan die vanuit Friesland waren verstuurd. Van die brieven trof ik later dus kopieën op mijn bureau aan. Ik nam contact met haar op, we maakten een afspraak en zo ontstond er een nieuw project, voor Nel en voor Tresoar. Tresoar zorgde voor fotokopieën en scans van de brieven die bij Tresoar worden bewaard, Nel (met hulp van Neal Buteyn uit het reeds genoemde Oostburg) voor de vertalingen en Tresoar vervolgens voor publicatie van de scans en vertalingen op een speciale Tresoarpagina.


Dat was de website zoals ik die vorig jaar presenteerde. Dat was al heel mooi, maar er ontbrak iets. Er waren dan wel Engelse vertalingen, maar de inleidende tekst en het zoekscherm waren Nederlandstalig. De website hinkte dan ook op twee gedachten. De vertalingen waren toch vooral bedoeld voor de Amerikaanse lezer. De brieven geven immers ooggetuigenverslagen van het dagelijkse leven in de Verenigde Staten rond 1900 en in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Andere werkzaamheden weerhielden me er toen van om de website verder te verEngelsen en in Amerika 'uit te zetten'. Ik had al eens van Facebook gehoord. Ondanks de kritische kanttekeningen die erbij worden geplaatst, waarover ik ook eerder schreef, droomde ik een droom dat dit het meest geschikte medium zou zijn om de website in Amerika aan de man te brengen.
En toen was vorige week ding 19 aan de beurt, de sociale netwerken met o.a. Facebook. Zou de droom verwerkelijkt kunnen worden?

Met dank aan Nel

Wordt vervolgd

woensdag 9 februari 2011

Pingen

Sinds gisteren weet ik dat 'pingen' hoort bij de Blackberry. Het staat voor msn-en met je Blackberry-mobiel, en niet onbelangrijk, het is gratis. Met de iPhone kan het ook, met het programmaatje What's App.
Gisteren stond er een mooi artikel in de Volkskrant, op basis van een interview met drie ervaringsdeskundigen, drie meisjes van 15 en 16 jaar. Het artikel begint als volgt: "Soms wil Lizel eigenlijk het liefst slapen. Sterker nog: soms is ze al half weggedommeld. Maar als het rode ledlampje van haar Blackberry oplicht in het donker van haar slaapkamer, met bijbehorend trilgeluid, dan móet ze toch echt even kijken. Wie is het, die haar nog zo laat een pingbericht stuurt? Waar gaat het over? Lizel: 'Het kan zijn dat iemand zijn verhaal nog even kwijt wil voor het slapen gaan.'"
Het hele artikel bevat soortgelijke uitspraken over de invloed van het RIM-apparaatje op het leven van deze pubers. Zoals deze van Lois: 'Het vermindert je huiswerk. Zo gauw dat lampje weer brandt, wil ik weten: wie is het? Wat zegt-ie? Wat mis ik? Dan kan ik me niet langer concentreren. Of ik stel uit waar ik mee bezig ben, zo van: nog heeeeel even pingen.'
Je zou kunnen zeggen, dat geldt toch allemaal ook voor bv. sms-en. Ja, maar het grote verschil is dat pingen gratis is en dat er daardoor veel meer berichten worden verstuurd en dus binnen komen.
Op school is het vaak verboden om de bb te gebruiken, bij sommige docenten wordt het apparaatje ingenomen bij overtreding van die regel. Maar Lizel weet 'm ongemerkt toch te gebruiken: 'Ik kan blind typen onder de tafel. Dat ziet niemand.'



Geïnteresseerd in het hele artikel en geen (digitaal) abonnement op de Volkskrant of de krant kwijt? Geen nood, kom dan naar Tresoar. Op de studiezaal kunnen op computers in de tijdschriftenhoek via Press Display de Volkskrant en honderden andere Nederlandse en buitenlandse kranten integraal worden gelezen en doorzocht, tot drie maanden terug.

maandag 7 februari 2011

Heen en weer geslingerd

Vanochtend heb ik me aangemeld bij bibliotheek 2.0, een kennisnetwerk voor kenniswerkers, zoals op de startpagina is te lezen. Het lijkt erop dat ik zelf steeds meer 2.0 word, terwijl ik tegelijkertijd toch ook geregeld twijfel aan het nut, de waarde en de kwaliteit van de enorme hoeveelheid informatie die op het wereldwijde web wordt gepubliceerd. Juist daarover gaat de tot nadenken stemmende bijdrage Waarom ik af en toe wat mopper over sociale media van Wim Keizer, één van de eerste berichten die ik op Bibliotheek 2.0 las.

Hij citeert daarin o.a. de schrijver Jonathan Franzen in een interview met Humo, dat ik graag re-citeer: “De laatste vijftien jaar zijn we zo overstelpt met allerlei nieuwe technologieën dat het verleidelijk is te denken dat de mens uit de oude wereld valt, zoals je van een klif valt, en dat hij, als hij daar beneden te pletter is geslagen, er compleet anders uitziet. Maar de mens kan tegen een stoot: mensen blijven mensen, ongeacht de technologische vooruitgang. Zoals wel vaker in de geschiedenis zal er een reactie op gang komen. Heel die technologische revolutie voelt niet langer aan als de radicaal bevredigende omwenteling die ons beloofd was, maar als een onplezierige, onbevredigende dwang en afleiding. Een deel van de bevolking is het vandaag al zat en roept: “Genoeg!” En als wij er intussen in slagen genoeg talenten aan te trekken die romans blijven schrijven, zal er zeker publiek zijn voor een ander soort ervaring – ‘het rustige alternatief’ noem ik het graag”, aldus Franzen. Hij voegt er aan toe dat de meeste serieuze lezers die hij kent boeken lezen, geen e-boeken. “Op zo’n leesschermpje kan je alles laten verschijnen, en zo stel je alles gelijk. Het lijkt wel de apotheose van het postmodernisme. Maar als alles gelijk is, is er niks dat er nog echt toe doet.”

Na het lezen van het betoog en de discussie dacht ik, blij dat ik ik lid ben van Bibliotheek 2.0, of ..... zal ik daardoor nog meer heen en weer geslingerd worden?

zondag 6 februari 2011

Hulproep

Het valt niet mee om goed zicht te krijgen op de mogelijkheden van Facebook. Volgens mij kan er meer dan dat ik tot nu toe heb gezien. Kan iemand mij voorbeelden geven van goede Facebookpagina's van culturele instellingen in binnen- en of buitenland?, goed in die zin dat interactie met gebruikers een grote rol speelt en ook echt werkt. 
Ik ben benieuwd.

Nog een keer Google Maps, nu Congo vanuit de lucht

Een paar weken geleden ben ik begonnen aan het boek Congo. Een geschiedenis van David van Reybrouck (Amsterdam 2010). Wat een allemachtig prachtig boek, in ieder geval de inleiding, verder ben ik nog niet. Vooral door die 23dingen cursus kom ik er maar niet aan toe om me echt op het boek te storten, het blijft bij sporadische leesmomenten. Maar is dat erg? Nee, niet echt, zo kan ik ook langer van het boek genieten.
Het boek begint met de beschrijving van dé levensader van het land, namelijk de 4700 kilometer lange Congo-rivier. Van Reybrouck beschrijft het heel mooi, over het slib dat de rivier meevoert naar en uitstort in de Atlantische Oceaan. De sporen zijn tot honderden zeemijlen uit de kust zichtbaar. Hieronder een beeldende beschrijving van dat proces:
"... al die partikeltjes aarde, al die afgeschuurde deeltjes klei en leem en zand drijven mee, stroomafwaarts, naar breder water. Soms hangen ze stil en glijden ze onmerkbaar verder, dan weer tuimelen ze in een dolle razernij die het daglicht vermengt met donkerte en schuim. Soms blijven ze haperen. Aan een rots. Aan een oever. Aan een roestig scheepswrak dat zwijgend naar de wolken brult en waaromheen een zandbank is gegroeid. Soms komen ze niets tegen, helemaal niets, behalve water, steeds maar ander water, eerst zoet, dan brak, ten slotte zout".
Ik vroeg me af, zou je dat op de satellietweergave in Google Maps ook terug kunnen zien? Ja dus. Hieronder het resultaat.





Belangstellend naar meer volg ik de rivier stroomopwaarts naar Matadi, naar Kinshasa en verder. Het valt me op dat je zelfs als vogel kunt constateren dat de rivier tussen de twee genoemde plaatsen door stroomversnellingen onbegaanbaar is. Je snapt nu ook dat de slaven die in vroeger eeuwen vanuit het Congolese binnenland over de rivier naar Kinshasa werden geboomd, waar ze aan handelaren werden verkocht, vervolgens nog driehonderd kilometer moesten lopen om bij de havenplaats te komen.
Kinshasa zelf is ook fascinerend vanuit de lucht. De hoofd- en miljoenenstad ligt aan de zuidelijke oever van de rivier. Het schijnt uniek te zijn dat een hoofdstad grenst aan een andere hoofdstad, namelijk Brazzaville van de Republiek Congo-Brazzaville, aan de andere kant van de rivier. Als je de satellietbeelden bekijkt vraag je je af, waar kunnen de Congolezen de rivier oversteken zonder natte voeten te krijgen? Maar hoe je ook zoekt, er is geen brug! De enige manier om aan de andere kant te komen is per boot.
Op het wereldwijde web las ik net dat er wordt gesproken en onderhandeld over een vier kilometer lange brug voor auto- en treinverkeer.

Zo, nu de computer afsluiten voor  ......... een leesmoment.