dinsdag 4 januari 2011

Prijsvraag voor beste gruwelverhaal

Elk jaar krijgen we thuis van de Kerstman een boek. Deze kerst was dat voor mij Nooit meer terug naar dat land. Verhalen van slachtoffers over de Kristallnacht 1938 van Uta Gerhardt en Thomas Karlauf (Amsterdam 2010).
Over die gewelddadige nacht van 9 op 10 november 1938, als reactie op de door een Poolse jongeman gepleegde moord op de secretaris van de Duitse ambassade in Parijs, is al veel gepubliceerd en echt nieuwe feiten zijn met dit boek niet aan het licht gekomen. Het bijzondere zit 'm in het feit dat de (fragmenten) van ruim twintig van de verslagen neffens my voor het eerst in het Nederlands zijn gepubliceerd.

De bron
Onder de signatuur bMS Ger 91 worden in de bibliotheek van de Harvard University in het Amerikaanse Cambridge (MA) 263 autobiografische verslagen bewaard van ooggetuigen én slachtoffers van de Kristalnacht. Doordat de verslagen kort na die gewelddadige nacht werden opgeschreven, in 1939 en 1940, dus nog voordat de holocaust z'n meest vernietigende fase in zou gaan, hebben we hier te maken met een vrij authentieke bron. De aanleiding was een prijsvraag. In de New York Times van 7 augustus 1939 verscheen een artikel onder de kop Prize for Nazi Stories. Men (dat was een aantal wetenschappers van de Harvard University) stelde een bedrag van 500 dollar beschikbaar voor het beste verhaal over het dagelijkse leven in Nazi-Duitsland. Die verhalen kwamen uiteraard niet uit het land van onderwerp zelf. Alleen zij die nazi-Duitsland hadden weten te verlaten durfden hun ervaringen aan het papier toe te vertrouwen. Dat betekende niet dat zij zich geheel vrij voelden. Voor vertrek was men duidelijk te verstaan gegeven dat men zich niet negatief mocht uitlaten over Duitsland en degenen die uit een concentratiekamp waren ontslagen hadden zelfs een verklaring moeten ondertekenen waarin ze beloofden niets van hun kampbelevenissen aan de buitenwereld te vertellen. Eenmaal in het buitenland speelde de angst voor de Duitse tentakels dan ook nog steeds een rol. Sommigen leverden hun verhaal onder een pseudoniem in en vrijwel iedereen was zeer terughoudend met het noemen van namen van vrienden en bekenden die in Duitsland waren achtergebleven. Meestal werden ze met één initiaal aangeduid.
De namen van alle schrijvers zijn online te vinden.




De inhoud
Uiteraard staan in de verslagen de gewelddadigheden die de joden ondergingen centraal. Pesterijen, vernederingen, mishandelingen en moord komen aan de lopende band voorbij. De gewelddadigheden richtten zich in eerste instantie tegen de bezittingen van de kerkelijke joodse gemeenten en tegen de joodse winkels. De schrijvers hebben zeer indringend verslag gedaan van het gebeurde. Zo is door verschillende schrijvers vermeld dat lotgenoten werden gedwongen hun eigen bezittingen en herinneringen (waaronder familiebezit dat al generaties in de familie was) kort en klein te slaan, onder het toeziend oog van soms nog teenager nazi's.
Een bijzondere constatering vond ik dat de joden die met het geweld werden geconfronteerd in eerste instantie helemaal niet in de gaten hadden dat het om een landelijk opgezette actie ging. Men dacht dat men als persoon of buurt een min ofte meer willekeurig doelwit was. Dat gold bv. ook voor Harry Kaufman uit Essen. Hij had al eerder plannen gemaakt om te emigreren en had om die reden ook al een deel van de meubelen verkocht, maar had deze nog wel in huis. In de vroege ochtend van 10 november kreeg hij bezoek van een 'arische' Duitser, die enkele meubels had gekocht. Kaufman vroeg verbaasd waarom hij zo vroeg langskwam, waarop de man antwoordde: 'Ik wilde alleen even kijken of mijn meubels nog heel zijn.' Kaufman wist niet dat op dat moment de synagoge en het jeugdhuis van de joodse gemeente in brand stonden en dat talloze joodse winkels al waren vernield.
Na de vernielingen, mishandelingen en moorden volgden de arrestaties van veel mannen. Enkele tienduizenden joodse mannen werden in het hele land en ook in het inmiddels aangesloten Oostenrijk opgepakt en tijdelijk onder vaak barbaarse omstandigheden vastgehouden. Een deel werd na enkele dagen vrijgelaten, een ander deel naar één van de kampen Dachau, Buchenwald of Sachsenhausen overgebracht. Als men de wreedheden in de kampen wist te overleven dan volgde na enkele maanden meestal vrijlating, onder de restrictie dat men Duitsland binnen x weken moest verlaten. Want dat werd toen nog als oplossing gezien om Duitsland Judenrein te krijgen. Eerder dat jaar was daarom in Wenen ook de eerste Zentralstelle für jüdische Auswanderung opgericht, onder leiding van Adolf Eichmann. Hoewel de joden overigens flink werden tegengewerkt bij de bureaucratische voorbereidingen om te emigreren is dat toch nog velen gelukt.

De emigratie
De emigranten - vluchtelingen is misschien een beter woord - reisden meestal via Engeland naar de Verenigde Staten. Een andere populaire bestemming was de stad Sjanghai, de enige plek op de wereld waarvoor destijds geen visum noodzakelijk was, en waar dan ook een joodse enclave ontstond. Vanuit die plekken werden dan ook de meeste inzendingen ingestuurd.
Eén inzender, Siegfried Wolff uit Eisenach, was op 27 augustus 1939 geëmigreerd naar Nederland en is hier gebleven totdat ........... hij werd opgepakt en uiteindelijk in oktober 1944 in Auschwitz werd vermoord. 

De mening van de Duitse bevolking
Een interessant aspect van het boek zijn de beschrijvingen van de houding van de 'ariërs' ten opzichte van het door de nazi's gebruikte geweld. Dan valt het op dat men over het algemeen met afschuw keek naar wat de joden werd aangedaan. Een aantal schrijvers had hun leven en/of de emigratie zelfs te danken aan arische landgenoten.
Een 'mooie' anekdote betreffende de houding van de burger ten opzichte van de jodenhaat wordt beschreven door de eerder genoemde Harry Kaufman: 'Ik moet hier plotseling denken aan wat een ariër in een bioscoop in Düsseldorf heeft meegemaakt. Het was in 1937, toen er al niet meer zo rotsvast werd geloofd aan de algehele schuld van de joden. Een verzekeringsmaatschappij toonde een reclamefilm, de gevolgen van een verkeersongeluk. Toen het ongeluk getoond was, verscheen op het doek in grote letters de vraag: En wie heeft de schuld? Een grapjas schreeuwde luid door de zaal: De joden. Er werd zo hard gelachen dat je minutenlang geen woord meer kon verstaan.' De door het regime verspreide samenzweringstheorieën werden toen dus als lachwekkend beoordeeld, met de nadruk op toen.
De eerder genoemde Wolff schreef: 'Het is bekend dat er (.....) in het volk grote verbittering heerste over die onbeschaafde gewelddadigheden, in hoge en lage kringen, bij arm en rijk (.....)', maar, zo vervolgt hij, 'de enige echte en effectieve consequentie om met miljoenen tegelijk de Partij te verlaten, heeft niemand ooit getrokken.'

De Zwitserse oorlogsbarometer
Margarete Neff uit Wenen wist ook op tijd in veiligheid te komen. Op 9 maart 1939 kwam ze met haar man in Zürich aan, 'in diepe duisternis, in een sneeuwjacht, het bliksemde en donderde', zoals ze het beschreef. 'De kruier begroette ons op z'n Zwitsers: "Er komt oorlog: in de eerste plaats is er een sneeuwstorm en in de tweede plaats is er van de zomer een tentoonstelling. Als wij in Zürich een tentoonstelling hebben, komt er altijd oorlog; dat was in 1914 ook zo."'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten