zondag 10 april 2011

De spoorbrug over de Bolswarder Vaart

Vandaag is het precies 66 jaar geleden dat bij de brug over het Van Harinxmakanaal onder Dronrijp veertien mensen werden gefusilleerd. Hoe vaak ben ik al niet bij het monument geweest, ben ik de trap naast de brug afgedaald en heb ik de stenen één voor één bekeken? Maar nog nooit was ik op de plek geweest waar de directe aanleiding lag voor deze oorlogsmisdaad. Gistermiddag was het zover.

Voorbereiding tot sabotage
Begin april 1945 was het (vrijwel) iedereen, zowel de Geallieerden en de Nederlanders alsook de Duitse bezetter, duidelijk dat de oorlog spoedig voorbij zou zijn. Terwijl de Canadezen in aantocht waren probeerde het verzet de bevrijding te versnellen door sabotage-acties uit te voeren: het opendraaien van bruggen, het ondermijnen van wegen en het saboteren van spoorwegen. Het Duitse verkeer moest zoveel mogelijk worden gehinderd.
Drie dagen voor die elfde april had Broer Dijkstra met zijn sabotagegroep van de NBS (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten) voorbereidingen getroffen voor het saboteren van het treinverkeer tussen Leeuwarden en Franeker. Ze meerden een praam met materiaal zo onopvallend mogelijk af in de buurt bij de spoorbrug over de Bolswarder vaart. Het vaartuig met inhoud werd echter ontdekt door twee inwoners van Blessum, die de buit waaronder houten palen mee naar huis sleepten. Het verzet kwam hier 'op tijd' achter en wist de daders te achterhalen. Volgens de overlevering is hen te verstaan gegeven de gestolen waar zo heimelijk mogelijk terug te brengen, 'Sa net, dan sille jimme gjin befrijing fiere kinne.'

De sabotage
In de nacht van 9 op 10 april werden de rails losgeschroefd van de bielzen en met behulp van dommekrachten opzij geschoven. Toen de volgende dag geen trein passeerde hield het verzet er al rekening mee dat de Duitsers de sabotage hadden ontdekt. '(.....) Het was een hele stille nacht', aldus Dijkstra later over die nacht van 10 op 11 april, '(toen) hoorden we in de verte een trein rijden. Plotseling was er een hoop kabaal. Tot onze grote verbazing ontspoorde de trein. We hadden dit niet meer verwacht. Onze vernieling was namelijk duidelijk zichtbaar en de Duitsers controleerden regelmatig de spoorlijn. Die nacht hadden we dus twee succesvolle acties.' Die tweede actie betrof sabotage van de verkeersweg tussen Dronrijp en Franeker.

De SD op de hoogte gesteld
De SD und Sipo (Sicherheitsdienst und Sicherheitspolizei) in Leeuwarden werd nog dezelfde nacht op de hoogte gesteld van de spoorwegsabotage. Het was inmiddels 11 april toen vanaf het gemeentehuis in Menaldum het volgende werd gemeld:
'In de nacht van 10-11 april om 23.30 uur is in de buurt van de spoorbrug over de Bolswarder vaart onder Dronrijp een weermachtstrein ontspoord, bestaande uit locomotief en 76 wagons. Deze trein kwam uit de richting Leeuwarden en ging richting Franeker. Er bleek dat de rails over een afstand van 75 meter losgeschroefd waren en dat over dezelfde afstand de z.g. dwarsliggers weggenomen waren. De locomotief staat buiten de rails, met daarachter twee wagons. Twee andere wagons liggen op zij; de overige wagons, die niet ontspoord waren, zijn naar Leeuwarden teruggereden. Geen persoonlijke ongelukken. Grote materieele schade.' Althans, dit is de tekst die van het gesprek is vastgelegd door de Luisterpost, een door het verzet ingerichte post die het telefoonverkeer met de SD in het Burmaniahuis afluisterde. Aan het verslag werd de volgende veelzeggende zin nog toegevoegd: 'De heren op het gemeentehuis in Menaldumadeel sloven zich erg uit, er wordt vloeiend Duits gesproken.'



De spoorbrug over de Bolswarder vaart op 10 april 2011


De wraak
Broer Dijkstra had gelijk, de actie was succesvol geweest, maar hoe gruwelijk waren de gevolgen? De SD-ers sloegen en schoten in die laatste dagen van de oorlog wild om zich heen en sabotage werd vrijwel altijd met geweld vergolden. Ook in dit geval. Wel werd overigens procedureel volgens de regels gehandeld door eerst met de SD in Groningen contact op te nemen, maar het antwoord liet niets aan duidelijkheid te wensen over: er moest bloed vloeien. En dus werden in Leeuwarden nog dezelfde dag voorbereidingen getroffen voor een massa-executie. 's Middags reed een colonne auto's met daarin veertien gevangenen richting Dronrijp. Het was de bedoeling om hen bij het spoor ten zuiden van het dorp neer te schieten, maar omdat de brug over het Van Harinxmakanaal open stond werden ze daar geëxecuteerd. Eén wist te overleven én te ontkomen.

Nog nooit was ik dus op de plek geweest waar de sabotage was uitgevoerd, tot gistermiddag. Ik heb nu de plek gezien, de plek waar het verzet succesvol was, maar ook Armando spookt door mijn hoofd: is dit ook niet tegelijkertijd een schuldige plek?

Bronnen:
Bosma, Andries en Harrie Dijkstra, Net ferjitte... Niet fergete. Menaldumadeel en het Bildt in de jaren 1940-1945 (Franeker 1995)
Archieven en documentatieverzameling van de Vereniging Friesland 1940-1945, inventarisnummer 393 (berustend bij Tresoar)

zondag 27 maart 2011

Fanny twoeft op Twitter

Precies een maand geleden heeft Fanny haar eerste twoef op Twitter gezet. Inmiddels 44 berichten verder kunnen we zeggen dat ze haar plaats op dit medium wel heeft ingenomen. Hoeveel accounts zijn er niet aangemaakt zonder ooit nog weer te worden gebruikt? Fanny is overigens niet constant. Ze twoeft wanneer ze voelt dat ze moet twoeven. Dat betekent dat ze soms enkele dagen achtereen Twitter laat voor wat het is, en dan op één dag ..... stuurt ze drie twoefs. Daaruit blijkt ook al dat ze niet uit is op het breken van records van aantallen twoefs.


Profielfoto van Fanny


Fanny twoeft over haar eigen belevenissen en gedachten. En die zijn zeer divers zoals blijkt uit de berichten: van voor de hand liggende zaken als slapen, eten, hondenpoepzakjes, Jack Wouterse en Trinus Riemersma tot minder voor de hand liggende onderwerpen als Khadafi en het nieuwe aquaduct bij de Drachtsterbrug.
Geïnteresseerd in de gedachten van Fanny? Ga dan naar http://twitter.com/FanmissFanny.

vrijdag 25 maart 2011

Stimuleert email het vergeten?

Gisteravond was ik in Hurdegaryp. Ik mocht daar in het dorpshuis De Schalmei namens Tresoar een presentatie verzorgen voor zo'n 55 dames en één heer betreffende Friese emigranten in de afgelopen twee eeuwen.
Ik had dit bericht niet geschreven als niet één van de vrouwen in de pauze op me af was gestapt. Ze wilde me laten zien waar haar zoon woont in Wisconsin. Ik had een gedetailleerde kaart van deze Amerikaanse staat bij me. Haar vinger gleed over de kaart en zocht en vond Madison, waar haar zoon in de buurt woont. Ze draaide haar vinger om de stad heen en probeerde zich te herinneren wat de naam van het plaatsje ook al weer was, waar ze drie jaar geleden nog bij haar zoon op bezoek was geweest. Maar hoe ze ook nadacht en de kaart bestudeerde, ze kwam er niet achter. 'Ja', gaf ze tenslotte als verklaring, 'ik schrijf geen brieven meer, maar mail.'
Vroeger had ze het adres geregeld op de envelop geschreven, maar sinds ze digitaal met haar zoon communiceert is het adres in het vergeetboek geraakt.

woensdag 23 maart 2011

Fanny, van wie is zij er één? Deel 4, tevens slot

Hebben we in de eerste drie afleveringen (één, twee en drie) de archivalische bronnen behandeld die van belang zijn voor de beoefening van hondengenealogie, vandaag is het de beurt aan de literaire. De hond is een dankbaar onderwerp om over te schrijven. Enkele weken geleden wijdde het weekblad Time er zelfs twee pagina's aan. Daarin was o.a. te lezen dat van het boek Marley and me van John Crogan inmiddels ruim zes miljoen (!) exemplaren zijn verkocht. Marley leefde in Amerika. Dichterbij huis worden ook boeken over honden geschreven. Een mooi voorbeeld is het vorig jaar verschenen Hallo Wereld! Dagboek van Lucky, het hulphondje in opleiding. Het ontroerende boekje is geschreven door Sietske van der Bij uit Burgum.
In veel boeken over honden wordt ook ingegaan op de afkomst van de hoofdhond. Dat geldt ook voor het boekje van Van der Bij. We komen van alles aan de weet over de familie van Lucky. Hij is zelf geboren in Steenwijkerwold op 24 december 2008 en toen geregistreerd als Christmas Star of the Stony Fields. Dat is ook de naam waaronder hij nu staat vermeld in het Nederlands Honden Stamboek. De naam Lucky kreeg hij van zijn tijdelijke puppycoach. Lucky heeft vijf broers en zussen, namelijk de teefjes Christmas Eve en Christmas Rose en de reutjes Christmas Dream, Christmas Wish en Christmas Boy. Ook zij hebben alle andere namen gekregen als Joris en Juul. De vader van dit nest is Kaya en de moeder Joost! Moeder Joost? Ja, de naamgeving is een valkuil in de hondengenealogie. Even verderop in het boek wordt Daan ten tonele gevoerd. In eerste instantie denk je dat het om een reu gaat. Niets is echter minder waar. Net als bij Joost gaat het ook bij Daan om een teef; Daan is namelijk de oma van Lucky. Of Lucky nu nog Lucky heet is maar zeer de vraag. Na de opleiding tot hulphond is hij bij zijn nieuwe eigenaar gekomen, die de hond heel goed een andere naam kan hebben gegeven. Wat ik maar wil zeggen, het is oppassen geblazen met hondennamen.

Tijdens dit onderzoek kwam de vraag bij me boven: wat is de langste hondenstamboom die er bestaat? Google geeft geen antwoord, maar collega Siem doet een suggestie en wijst me op het boek Hondenjaren van Günter Grass (1963). Het is een intrigerend boek waarin de hond een belangrijke rol speelt. 'Ieder mens woont en dat kun je op twee verschillende manieren doen, met of zonder hond', aldus Grass in dit boek. Een hondenfamilie wordt hierin als een Bijbelse stamboom gepresenteerd.
Naast de hond speelt ook de oorlog hierin een belangrijke rol. Er dringt zich dan ook meteen een andere vraag op: hoe gedroegen (de bazen van) Fanny's voorouders zich in de jaren '40-'45? Welke kant kozen ze? Zijn ze lid geweest van de N(H)SB of hebben ze zelfs dienst gedaan bij de WafWaf-SS?

In Hondenjaren is een belangrijke, zo niet de belangrijkste rol weggelegd voor Prinz. Prinz was een zwarte herder, die op 20 april 1935 werd geschonken aan Hitler, toen deze op zijn 46ste verjaardag een bezoek bracht aan het toenmalige Danzig. Gaandeweg worden zijn voorouders ten tonele gevoerd. Prinz was zoon van vader Harras en moeder Thekla von Süddelkau. Hij kwam uit een nest van vijf welpen. De namen van zijn broers en zusters waren Falko, Kastor, Bodo en Mira. Harras was weer de zoon van de reu Pluto en de teef Senta. Harras blijkt vijf broers en zusters te hebben gehad, maar hun namen worden niet genoemd. Senta was de dochter van Perkun. De ouders van Perkun waren vraagtekens, maar het was bekend dat de grootmoeder van vaderszijde een Litause, Russische of Poolse wolvin was. Met een hiaat hebben we hier zes generaties te pakken.

Herdershond Nora van de familie Reenalda-De Groot. 
De foto is genomen in 1935, hetzelfde jaar waarin 
Prinz aan Hitler werd geschonken. Zouden Nora 
en Prinz familie van elkaar zijn geweest?


Al lezende wordt je ook andere gegevens gewaar die een hondengenealoog blij maken, want wat is een hondengenealogie met alleen maar namen, geboorte- en overlijdensdata en dito plaatsen? Juist die laatste gegevens komen we trouwens niet aan de weet, met uitzondering dan van de overlijdensdatum van Harras. Die werd op 27 augustus 1939, een paar dagen voor het uitbreken van de oorlog, om 'politieke' redenen vergiftigd. Hij werd begraven op het hondenkerkhof tussen Pelonken en Brenntau, even ten noordwesten van Danzig. Van Senta weten we dat ze hysterisch werd en schade aanrichtte en dat ze daarom moest worden afgemaakt en dat Perkun bezweken is aan één van de vele hondenziekten. Perkun was trouwens de immigrant geweest. De molenaarsknecht Pawel had hem vanuit Litauen meegebracht naar Nickelswalde, een dorpje zo'n twintig kilometer ten oosten van Danzig. Dat was nog voor de Eerste Wereldoorlog gebeurd.

Wat is een genealogie zonder anekdotes? Het boek telt er vele. Hier één uit het leven van Prinz. Hij verhuisde - het was toen inmiddels oorlog - met zijn baas naar de Wolfschanze in Oost-Pruisen. De Wolfschanze was het hoofdkwartier van de Duitse legerleiding aan het Oostfront en lag midden in de bossen. Het zal de lezer niet verwonderen dat het hoofdkwartier goed beschermd was tegen mogelijke infiltraties. Eromheen lagen de zones I en II, die vol lagen met landmijnen. Omdat het hondenleven in het hoofdkwartier vervelend was en omdat Prinz ook de nodige beweging moest hebben nam de hondenopziener, een SS-opperschaarleider, hem zo nu en dan mee uit wandelen buiten zone A, waar het hoofdkwartier was gelegen. Bij de poort van zone II gebeurde het. Prinz ontwaarde een konijn buiten de zone en wist zich los te rukken om de achtervolging in te zetten. Sinds wij Fanny in ons midden hebben weet ik wat het zien van een konijn betekent voor een hond: ontzettend veel, maar dit terzijde. Prinz had een behoorlijke achterstand, gelukkig maar .... voor hem, want plotseling vloog het konijn met een enorme explosie de lucht in. Prinz was ver genoeg verwijderd om niet door de scherven van de landmijn geraakt te worden. Het lukte de hondenopziener om Prinz heelhuids uit het mijnenveld te loodsen. Dat verhinderde echter niet dat hij, de hondenopziener, werd gedegradeerd.

Hoe liep de oorlog voor Prinz af? Tijdens de laatste dagen van het Derde Rijk wist hij te ontsnappen. Er werden daarop Führershond-opsporingstroepen (Fü-ho-ops-groepen) en Führershond-vanggroepen (Fü-ho-va-groepen) samengesteld. Er werd van alles geprobeerd om een mogelijke doorbraak van de hond naar vijandelijke linies te voorkomen. Om vergissingen te voorkomen werden 'alle in het gebied Groot-Berlijn ingezette legeronderdelen onderricht in de afmetingen van de hond van de Führer.' Prinz liet zich echter niet vangen en ging verder als Pluto door het naoorlogse leven.

Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de serie berichten over hondengenealogische bronnen.

zondag 20 maart 2011

Limburgse evacués in Friesland

Gistermiddag werd in het Verzetsmuseum Friesland het boek 30.000 evacués. Limburg en Friesland verbonden door de oorlog gepresenteerd. Auteur Eddy van der Noord overhandigde de eerste twee exemplaren aan mevrouw Posthumus-Odinga en Tine Seffinga. Beiden werden voor het boek geïnterviewd.



Om te beginnen een opmerking over de titel: die is een beetje merkwaardig. Er waren inderdaad zo´n 30.000 mensen die vanuit Midden-Limburg naar het noorden werden overgebracht, maar tweederde daarvan kwam in Friesland terecht. Het andere deel had Groningen of Drenthe als eindbestemming.

Het boek bestaat uit elf verhalen, elk over één familie uit Roermond of omgeving die in januari of februari 1945 in Friesland kwam en elk gebaseerd op één of meer interviews.
Roermond was vanaf eind 1944 een frontstad geworden, met alle gevolgen van dien. Met ingang van 22 januari 1945 werden de inwoners van de Maasstad en de omliggende dorpen naar veiliger oorden gebracht. Dat ging echter niet zomaar. De inwoners moesten eerst onder winterse temperaturen lopend naar het Duitse plaatsje Brüggen, een tocht van zo'n vijftien kilometer. Daar moesten ze vervolgens wachten op een trein die hen naar Noord-Nederland zou brengen. Die treinreis in veewagons duurde lang en was zwaar door de kou en de honger, maar ook vanwege het gevaar van geallieerde beschietingen. Dat overkwam Jan Dosker, die begin februari met zijn moeder, twee broers en evenveel zusjes Roermond verliet. De treinreis werd onderbroken in het plaatsje Hamminkeln, waar de trein het doelwit werd van Engelse jachtvliegtuigen. Jans moeder en zijn twee broers kwamen daarbij om het leven. De twee zusjes raakten gewond, waarvan één ernstig. De twaalfjarige Jan reisde verder naar Leeuwarden waar hij werd opgevangen door mevrouw Cath aan de Willemskade.

De verhalen gaan vooral ook over het verblijf bij het Friese gastgezin, over de verschillen in het boerenbedrijf tussen noord en zuid, over die tussen de katholieke Limburgers en de vooral gereformeerde Friezen, over liefde die die verschillen soms overwon, maar soms ook niet. De verhalen vertellen - logischerwijze - weinig over de organisatie van de evacuatie. Daarom is het mooi dat ze worden voorafgegaan door twee - overigens niet al te diepgaande - inleidingen, één die de Limburgse situatie behandelt en één waarin Friesland aan bod komt. Daaruit blijkt o.a. dat in Leeuwarden diverse gebouwen ´geschikt´ werden gemaakt voor de eerste opvang. De evacués konden in de Harmonie of Zalen Schaaf eten en in De Beurs of één van de zeven daartoe ingerichte scholen overnachten. De Julianaschool aan de Tweebaksmarkt was daar één van.


De Julianaschool, op bijna steenworp afstand van de plaats 
waar de boekpresentatie plaatsvond


Na ontvangst van het boek verwees Tine Seffinga naar het Libië van vandaag, waar de wegen ook worden bevolkt door duizenden evacués die op zoek zijn naar veiliger plaatsen. Met die wijze vergelijking was het officiële deel ten einde.

Belangstelling voor het boek? Zie op www.uitgeverijlouise.nl.

vrijdag 18 maart 2011

Surfen of typen in je slaapkamer?

Bij ons thuis valt maandelijks de KijK in de brievenbus. Soms slingert er nog een oud exemplaar door de kamer, waaruit zo en dan wordt voorgelezen. Vanavond gebeurde dat met het septembernummer van 2009. KijK heeft de vaste rubriek Quote Unquote, een pagina met ironische, cynische, gewoon grappige, tot nadenken stemmende en anderssoortige uitspraken over een bepaald onderwerp. In dat betreffende nummer uit 2009 was dat Internet.

Hieronder een selectie:

- 'Een blogger is iemand die de hele tijd over zijn schouder kijkt, bang dat hij niet gevolgd wordt.'
Robert Brault, schrijver

- 'Soms denk ik dat internet een grote samenzwering is om mensen zoals ik uit de buurt van de normale samenleving te houden.'
Scott Adams, schrijver/tekenaar

- 'De computer was achtereenvolgens onze rekenmachine, schrijfmachine en ons televisietoestel. Dankzij internet beseffen we nu dat hij een reclamefolder is.'
Douglas Adams, schrijver

- 'Een avond op internet zitten is hetzelfde als alleen maar zoutjes eten. Na twee uur zijn je vingers vet en is je honger gestild, maar intussen heb je niets voedzaams binnengekregen.'
Clifford Stoll, astronoom

- 'Informatie van internet halen is net zoiets als een slok water nemen uit een brandkraan.'
Mitch Kapor, softwareondernemer

- 'Ze noemen het over het net surfen. Maar het is helemaal geen surfen. Het is typen in je slaapkamer.'
Jack Dee, komiek

donderdag 17 maart 2011

Kamp Westerbork en de nieuwe media

Gistermiddag heb ik met mijn collega's van het Verzetsmuseum Friesland een bezoek gebracht aan Kamp Westerbork. Centraal stond een rondleiding over het kampterrein. De harde koude windvlagen deden allerminst vermoeden dat de lente (hopelijk) in aantocht is. Christel Tijenk, coördinator publieksbegeleiding bij het Herinneringscentrum, zorgde er echter voor dat we op temperatuur bleven. Ze informeerde ons op gepassioneerde wijze over o.a. de historie van het kamp, persoonlijke geschiedenissen en over de worsteling met de inrichting en presentatie van het terrein na de afbraak van de barakken in 1971.
Want voor alle duidelijkheid, het terrein kent een lange en enerverende bewoningsgeschiedenis. Die begon in 1939 met de opvang van Duitse joden en eindigde met het vertrek van de laatste Molukse gezinnen in 1971. In die periode van 32 jaar tellen twee jaar maar 'echt', de periode dat Westerbork functioneerde als Judendurchgangslager, van juli 1942 tot begin september 1944. In die 27 maanden vertrokken 93 treinen met ruim 100.000 joden vanuit Westerbork met als eindbestemming meestal Auschwitz of Sobibor.
Het meest 'schuldige' en nog zichtbare stuk Westerborkgeschiedenis is de woning van de Duitse commandant Gemmeker. Ook deze woning werd trouwens al in 1939 gebouwd als onderkomen voor de directeur van het vluchtelingenkamp. Nadat de laatste bewoner in 2007 was overleden bleek hoe slecht de toestand van het houten huis was. Om verder verval te voorkomen worden nu eerst spoedreparaties uitgevoerd alvorens de woning in een glazen paviljoen te plaatsen.



Is bovenstaande foto een mash-up? Nee, hier is geen enkele manipulatie aan te pas gekomen. Aan het hekwerk rond de oude woning hangen meerdere foto's van het interieur uit de periode dat Gemmeker de scepter over het kamp zwaaide.

Christel vertelde tijdens de rondleiding over plannen om ook in Westerbork met de tijd mee te gaan. Dat valt niet altijd mee. Grootste spelbreker vormt de Westerbork Synthese Radio Telescoop. De schotelantennes van de WSRT verbieden bv. het gebruik van mobiele telefoons. Ze kunnen dus nóg zulke mooie applicaties voor de smartphone ontwikkelen, op het kampterrein zelf mogen die niet worden gebruikt. TNO is nu namens het Herinneringscentrum in overleg met de beheerder van de telescopen om te kijken wat er wél mogelijk is, welk stralingsniveau nog acceptabel is. De hoop is dat bezoekers in de toekomst de mogelijkheid hebben om een apparaatje met een audio- en videotour mee naar het kampterrein te nemen. Ik ben benieuwd.

Wie de website van Kamp Westerbork bezoekt ziet dat de sociale media hierop nog niet zijn doorgedrongen. Navraag leert dat men wel degelijk plannen heeft om zich te presenteren op YouTube, Hyves, Facebook en andere sociale media en om zo tot interactie met het publiek te komen. Ongevaarlijk is het echter niet. Vanwege de (over)gevoeligheid van de oorlog is vrijwel permanent toezicht noodzakelijk. Zo is een gastenboek, nadat er reacties op verschenen in de trant van dat de ideeën van Hitler zo slecht nog niet waren, van de website gehaald. Een goede en zorgvuldige voorbereiding is dus absoluut noodzakelijk, meer dan bij niet-oorlogsgerelateerde instellingen.